Nummer 22/29282/GA
Betreft [klager]
Datum 22 september 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, vanwege het aantreffen van contrabande op klagers cel, ingegaan op 6 mei 2022 (IJ-2022-745);
b. (zo begrijpt de beroepscommissie:) de beslissing klager gedurende 26 weken te degraderen naar het basisprogramma (IJ-2022-746 en IJ-2022-747).
De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 2 september 2022 de klachten ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsman, mr. P.M. Iwema, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman gehoord op de digitale zitting van 16 december 2022. De directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen. S. van Woerden, lid bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig. Partijen hebben aangegeven hier geen bezwaar tegen te hebben.
Naar aanleiding van de zitting heeft de beroepscommissie op 21 december 2022 nadere inlichtingen bij de directeur opgevraagd. Daar is van de zijde van de directeur diezelfde dag op gereageerd. Naar aanleiding van deze reactie heeft de beroepscommissie op 29 december 2022 nogmaals nadere inlichtingen opgevraagd bij de directeur. De directeur heeft hier diezelfde dag op gereageerd. De mailwisseling tussen de directeur en de beroepscommissie is op 17 mei 2023 ter informatie aan klager en zijn raadsman toegezonden.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De gronden van bezwaar en hetgeen door en namens klager ter zitting van de beklagcommissie is aangevoerd, dienen als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Medegedetineerden waren destijds bezig om een celraam te verwijderen. Het intern bijstandsteam (IBT) heeft vervolgens geen gereedschap bij hen op cel aangetroffen, maar bij klager op cel. Dit kan alleen wanneer er geen nacontrole van de cel van de medegedetineerden heeft plaatsgevonden en het gereedschap vervolgens in de boodschappentas naar klager is overgebracht. Klager had hier geen weet van. De medegedetineerden zullen het niet erger hebben willen maken dan het al was. De contrabande is te herleiden naar de medegedetineerden en niet naar klager. Slechts één telefoon kan aan klager worden toegerekend. Klager had tijdelijk een telefoon, met abonnement, simkaart en oplader wegens de slechte toestand van zijn moeder, die kort daarop is overleden. Klager heeft overal aan meegewerkt en zijn telefoon is opgestuurd voor onderzoek.
Betrokkenen bij het IBT hebben klager medegedeeld dat geen nacontrole is uitgevoerd op de cel en spullen van de medegedetineerden. Pas bij de beklagzitting heeft de directeur verklaard dat – volgens protocol – een nacontrole was uitgevoerd en de cel na de overplaatsing ‘schoon’ was. Dit had de directeur eerder naar voren moeten brengen. Er is ook geen verslag overgelegd, noch is daarnaar verwezen door de directie.
Klager is naar aanleiding van de disciplinaire straf gedegradeerd. Hij was “groen” en had al bezoek zonder toezicht (BZT) toegekend gekregen. Klager betwist de degradatie niet, maar wel de duur daarvan. Voor het aantreffen van één telefoon, met verzachtende persoonlijke omstandigheden, is een degradatie van 26 weken disproportioneel. Er heeft geen belangenafweging plaatsgevonden. Ook is niet in de beslissing meegenomen dat klager voor het eerst in zes maanden weer BZT zou ontvangen. Klager is bovendien niet gehoord op de beslissing, terwijl sprake is van een ingrijpende maatregel. Klagers fasering wordt door deze beslissing om zeep geholpen. Dat is niet de bedoeling van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Ook is sprake van een ongeoorloofde cumulatie van straffen en maatregelen.
Voorts zijn klagers rechten ernstig geschonden door de trage behandeling bij de beklagcommissie. Het was klager er immers om te doen om de degradatieperiode van 26 weken, opgelegd op 8 mei 2022, significant te bekorten. Een doorlooptijd van vier maanden, waarvan 40 dagen voor uitspraak, past daar niet bij en doet af aan klagers rechtsbescherming.
Klager is inmiddels overgeplaatst naar de PI Nieuwegein, waar de bestreden degradatieperiode verder wordt uitgevoerd tot in november 2022. Klager ondervindt daardoor ernstig nadeel in de toegang tot de arbeid, bezoek zonder toezicht met zijn partner en overige vrijheden.
Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de degradatieperiode drastisch te bekorten en aan klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
De directeur heeft in beroep geen standpunt kenbaar gemaakt.
3. De beoordeling
Voor zover in beroep wordt geklaagd over de termijn voordat de beklagcommissie op de klachten heeft beslist, merkt de beroepscommissie op dat het wenselijk is dat voortvarend op een beklag wordt beslist en dat de wettelijke termijn hiervoor in beginsel vier weken is, maar dat de wet, indien dit niet geschiedt, hier geen gevolgen aan verbindt.
Beklag a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.
Beklag b.
Degradatie of niet in aanmerking komen voor promotie?
De beroepscommissie stelt vast dat zich geen (aparte) degradatiebeslissing in het dossier bevindt, maar uitsluitend de beslissing van de directeur om klager niet in aanmerking te laten komen voor promotie van 8 mei 2021. De beroepscommissie overweegt evenwel dat uit de (door de beroepscommissie opgevraagde) nadere inlichtingen van de directeur en de toelichting van klager ter zitting van de beroepscommissie voldoende aannemelijk is geworden dat klager zich voorafgaand aan de oplegging van de disciplinaire straf, ingegaan op 6 mei 2022, in het plusprogramma bevond. Naar het oordeel van de beroepscommissie betreft het “besluit naar aanleiding van ontoelaatbaar gedrag” van 8 mei 2022 in plaats van een beslissing om klager gedurende 26 weken niet in aanmerking te laten komen voor promotie dan ook de beslissing om klager gedurende een periode van 26 weken te degraderen. In de beoordeling zal de beroepscommissie de beslissing daarom aanduiden als degradatiebeslissing.
Inhoudelijk
De beroepscommissie stelt voorop - hetgeen door klager ook niet wordt betwist – dat de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager naar aanleiding van de aan hem opgelegde disciplinaire straf op grond van ontoelaatbaar gedrag te degraderen naar het basisprogramma. De directeur bepaalt op grond van artikel 1d, zesde lid, van de Regeling de periode gedurende welke de gedetineerde het in bijlage 1 dan wel bijlage 2 van de Regeling omschreven gewenste gedrag laat zien om wederom in aanmerking voor promotie te kunnen komen. Deze periode is minimaal zes weken. Indien de directeur aanleiding ziet een langere periode in acht te nemen motiveert hij zijn besluit, waarbij hij in ieder geval betrekt de aard en de ernst van het gedrag dat aanleiding vormt voor degradatie, de mate waarin inbreuk is gemaakt op de orde en de veiligheid in de inrichting dan wel op de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, de al dan niet opzettelijkheid van het gedrag, de duur van de eventueel opgelegde straf door de strafrechter indien hiervan sprake is en het gedrag dat de gedetineerde structureel in de detentiesituatie vertoont.
Op klagers cel is contrabande aangetroffen, hetgeen op grond van bijlage 1 van de Regeling ontoelaatbaar gedrag oplevert. De directeur heeft zijn beslissing als volgt gemotiveerd: “In verband met het in bezit hebben van 3 x iPhone, 6x oplaadkabel, 3x bijbehorende stekkerdoos, 1x airpods, 1x bitset a 22 stuks (gereedschap) en een geprepareerd blikje met bison lijm. Dit reken ik u heel sterk aan, temeer daar er de afgelopen periode geregeld contrabande binnen zijn gebracht door middel van drones en het verwijderen van glaslatten en celramen. U heeft de orde, rust en veiligheid zeer ernstig verstoord met deze handelshoeveelheid aan contrabande en gereedschap. Met het in bezit hebben van een zogenaamde smartphone verschaft u zichzelf en in uw geval mogelijk ook anderen de mogelijkheid om ongecontroleerd contact te hebben met de buitenwereld. Dit kan een grote impact hebben op de rechtsgang, de belangen van eventuele slachtoffers, de veiligheid van medegedetineerden en personeel in het bijzonder en de maatschappij in het algemeen. Ik kwalificeer het in het bezit hebben van een smartphone en zeker meerdere smartphones en gereedschap als (voortgezet) crimineel handelen en ernstige ondermijning. Het is dan ook om deze reden dat ik u voor 26 weken niet in de gelegenheid zal stellen te promoveren naar het plusprogramma in verband met zeer ernstig ontoelaatbaar gedrag. Uw belang op re-integratie en het perspectief daarop heb ik afgewogen tegen de ernst van uw zeer ernstig ontoelaatbaar handelen.”
Voor zover is aangevoerd dat klager niet is gehoord voorafgaand aan de beslissing overweegt de beroepscommissie dat uit de bestreden beslissing het tegendeel volgt, zodat het beroep in zoverre niet slaagt.
Op basis van de informatie in het dossier acht de beroepscommissie in dit geval de beslissing van de directeur om klager voor een periode van 26 weken te degraderen ontoereikend gemotiveerd. Daarbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat de directeur in zijn motivering heeft betrokken dat de afgelopen periode geregeld contrabande binnen is gebracht door middel van drones en er glaslatten zijn verwijderd, terwijl gesteld noch gebleken is dat klager daar enige rol in heeft gehad. Dat het bezit van een smartphone grote impact kan hebben op de rechtsgang, de belangen van eventuele slachtoffers, de veiligheid van medegedetineerden en personeel in het bijzonder en de maatschappij in het algemeen, acht de beroepscommissie als theoretische mogelijkheid onvoldoende grondslag voor de bestreden beslissing, temeer nu niet is gebleken dat zich een van die mogelijkheden ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. De beroepscommissie acht verder de niet nader met feiten en omstandigheden onderbouwde conclusie dat sprake is van voortgezet crimineel handelen door klager, niet zonder meer begrijpelijk.
De beroepscommissie zal het beroep gelet op het voorgaande ongegrond verklaren voor zover het de degradatiebeslissing voor de periode tot zes weken betreft en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren voor zover de degradatiebeslissing de duur van zes weken overstijgt, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De beroepscommissie acht gelet op het standaardbedrag voor ten onrechte degradatie voor de duur van zes weken in dit geval een tegemoetkoming van €150,- passend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond voor zover de degradatiebeslissing ziet op een periode tot zes weken en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart het beroep gegrond voor zover de degradatiebeslissing de duur van zes weken overstijgt, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart beklag b. in zoverre alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €150,-.
Deze uitspraak is op 22 september 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter