Nummer 22/28871/GM
Betreft klager
Datum 17 april 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van klager (hierna: klager)
1. De procedure
Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de behandelingen fysiotherapie niet worden verlengd.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft namens klager mr. W.B.O. van Soest, kantoorgenoot van mr. J-A.J. Brahm, gehoord op de digitale zitting van 22 maart 2023.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, is niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts is eveneens niet op de zitting verschenen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft tot heden last van zijn nek en wil behandeld worden. Volgens het advies van de medisch adviseur zou manuele therapie een uitkomst kunnen bieden. In het dossier is niet terug te vinden waarom manuele therapie niet te realiseren valt. Het is onduidelijk waarom fysiotherapie wel wordt aangeboden en manuele therapie niet. Een toelichting ontbreekt. Bij manuele therapie worden andere handelingen verricht. Klager is het er niet mee eens dat niet wordt geprobeerd om zijn klachten te verhelpen. Er wordt hem derhalve onvoldoende medische zorg geboden.
Standpunt van de inrichtingsarts
Er is niet gereageerd op het beroep.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt op grond van de stukken, waaronder het medisch dossier, vast dat klager kampt met chronische nekklachten. Klager is hiervoor uitgebreid gezien. Er is lichamelijk onderzoek gedaan. Op een CT-scan en een röntgenfoto werden geen afwijkingen gezien van de wervelkolom. Uit bloedonderzoek kwamen geen bijzonderheden naar voren. De geconsulteerde revalidatiearts ziet geen indicatie voor een revalidatietraject. Een SOLK (somatische onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten) ingang is nog overwogen.
Klager geeft aan baat te hebben bij de behandelingen fysiotherapie, die met name massage betreft. Masseren brengt echter alleen verbetering op korte termijn, lange termijn resultaten kunnen hiervan niet worden verwacht. Met de fysiotherapeut is manuele therapie besproken, maar dat is binnen de inrichting niet te realiseren. Bovendien verschilt dit niet zoveel met de therapie die al is gegeven. De arts en de fysiotherapeut adviseren klager oefeningen te doen.
De beroepscommissie is van oordeel dat gezien het voorgaande alsmede gelet op de getrokken conclusies het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. S. Jousma, secretaris.
secretaris voorzitter