Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28879/GA en 22/28904/GA, 8 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Nummer          22/28879/GA en 22/28904/GA           

           

Betreft [klager]

Datum 8 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op de beroepen van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) (22/28879/GA) en [klager] (hierna: klager) (22/28904/GA)

 

1. De procedure

Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen:

a.  de maatregel inhoudende dat klager 48 uur van te voren duidelijk moet maken in welke taal hij een telefoongesprek wenst te voeren (VU 2022/712);

b.  de maatregel inhoudende dat hij één keer per week tien minuten in een andere taal dan Nederlands of Engels mag telefoneren (VU 2022/712);

c.  de maatregel inhoudende dat een telefoongesprek met een contactpersoon in Nederland alleen kan plaatsvinden als diegene zich op een aangewezen locatie bevindt (VU 2022/712);

d.  de maatregel inhoudende dat er één bezoeker tegelijk en maximaal drie bezoekers per bezoekuur worden toegelaten (VU 2022/713).

 

De beklagcommissie bij de PI Vught heeft op 8 augustus 2022 beklag a. en beklag c. ongegrond verklaard en beklag b. en beklag d. gegrond verklaard, maar daarbij aan klager geen tegemoetkoming toegekend. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

De landsadvocaat heeft namens de directeur beroep ingesteld tegen deze uitspraak inzake beklag b. en beklag d.

 

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen de uitspraak inzake beklag a. en beklag c. en tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming inzake beklag b. en beklag d.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en namens de directeur de landsadvocaat en een afdelingshoofd van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI), gehoord op de digitale zitting van 24 februari 2023.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Audiobestanden

Klager verzoekt om de behandeling van de zaak aan te houden om de audiobestanden waar in het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 3 mei 2022 naar wordt verwezen te kunnen beluisteren en te laten vertalen. Klager zou willen aangeven wat de relevante delen zijn, zodat de beroepscommissie die kan beluisteren. Dat hij die mogelijkheid moet krijgen volgt uit bijvoorbeeld RSJ 20 september 2021, R-20/7936/GA en RSJ 25 oktober 2021, R-20/8499/GA. De inhoud van het GRIP-rapport is voor de directeur aanleiding geweest om de maatregelen te introduceren, dus de audiobestanden zijn allesbepalend. Klager betwist de juistheid van het GRIP-rapport. Het rapport bestaat uit een samenvatting en bevat dus niet een woordelijk uitgewerkt verslag. Er kan niet worden volstaan met een samenvattend verslag. Ook de achtergrondgeluiden, wie met wie spreekt, en of er door elkaar heen wordt gesproken, zijn relevant.

 

Klager is voor de beslissing niet aangesproken op zijn gedrag of het gedrag van contacten buiten de inrichting. Er is ook niet eerder ingegrepen door de inrichting door bijvoorbeeld het vroegtijdig beëindigen van een telefoongesprek of bezoekmoment. Het GRIP-rapport komt niet overeen met de verslaglegging van het multidisciplinair overleg. In het rapport staat dat klager snel en versluierd praat. Klager spreekt aan het eind van een telefoongesprek snel om al zijn kinderen te kunnen spreken. Ook gebeurt het wel eens dat één van zijn kinderen nog onderweg is en dan wordt diegene via een telefoon van een ander kind gebeld. In het rapport worden zaken uit context gehaald. Tijdens bezoek wordt er niet door elkaar heen gepraat. Klager heeft ook niemand bedreigd via de telefoon door het boze oog te benoemen. Iemand raken met het boze oog is geen bedreiging.

 

De afwijzing van het verzoek om de audiobestanden te beluisteren door de beklagcommissie is onbegrijpelijk. Dat de directeur geen mogelijkheden heeft om zelfstandig onderzoek te doen is onjuist en in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Hetzelfde geldt voor de overweging dat klager een civiele procedure moet starten als hij de inhoud van het GRIP-rapport ter discussie stelt. De beklagcommissie dient op grond van artikel 64 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) inlichtingen in te winnen bij (andere personen dan) de directeur.

 

Klager heeft de audiobestanden nodig om te kunnen aangeven op welke onderdelen het GRIP rapport onjuist, onwaar en/of onvolledig is. Een afwijzing van het verzoek zou strijdig zijn met de beginselen van een eerlijke behandeling van de zaak, hoor en wederhoor en equality of arms als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Er is sprake van ingrijpende en nooit eerder vertoonde beperkingen en er kan niet te makkelijk worden uitgegaan van de juistheid van het GRIP-rapport. Klager heeft ter onderbouwing andere GRIP-rapporten overgelegd die volgens hem onjuist of leugenachtig zijn.

 

Rechtszekerheidsbeginsel

Een deel van de klachten is gegrond verklaard, omdat klager onvoldoende gelegenheid zou hebben gehad om zich voor te bereiden op de wijzigingen in de huisregels en omdat de wijzigingen alleen zijn gedaan om de daaropvolgende ingrijpende beslissing te kunnen rechtvaardigen. Klager heeft geen reële mogelijkheid gehad om zich te laten adviseren door zijn advocaat en zijn contacten op de hoogte te brengen. Gedetineerden moeten kunnen vertrouwen op de huisregels en die kunnen niet te pas en te onpas wijzigen om besluitvorming te rechtvaardigen die eerder niet mogelijk was. Klager verzoekt om bevestiging van dit deel van de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Beklag a.

Het is niet noodzakelijk om 48 uur van te voren kenbaar te maken als klager in het Nederlands of Engels wil telefoneren. Dan hoeft er namelijk geen tolk mee te luisteren. Klager vindt het niet bezwaarlijk om 48 uur van te voren door te moeten geven dat hij in een andere taal een telefoongesprek wenst te voeren.

 

Beklag b.

Het is niet gemotiveerd waarom deze maatregel noodzakelijk is en welk doel deze dient. De maatregel is uiterst belastend voor klager en staat op gespannen voet met artikel 8 van het EVRM. Het is mogelijk om maximaal drie keer per week een tolk te reserveren en daarmee het gewenste toezicht uit te oefenen.

 

Beklag c.

Een wettelijke grondslag voor de maatregel ontbreekt. De Pbw biedt enkel de mogelijkheid om op door of met een gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht uit te oefenen. Deze maatregel behelst geen toezicht op het telefoongesprek, maar een verplichting voor een persoon buiten de inrichting – die buiten de invloedsfeer van de directeur valt – om zich te bewegen naar een door de directeur bepaalde locatie (met bijbehorende reisafstand). Klager heeft sinds de introductie van de maatregel geen telefoongesprekken meer gevoerd met personen binnen Nederland. De maatregel beperkt dus klagers contactmomenten. De directeur heeft niet gemotiveerd waarom de maatregel noodzakelijk is en er niet zou kunnen worden volstaan met het vroegtijdig beëindigen van een telefoongesprek (artikel 39, derde lid, van de Pbw).

 

Beklag d.

Deze maatregel is niet noodzakelijk en is in strijd met artikel 2, derde lid, van de Pbw. Toezichthoudend personeel kan een waarschuwing geven, het bezoek vroegtijdig beëindigen, of het bezoek (tijdelijk) de toegang tot de inrichting ontzeggen. Van deze mogelijkheden is tot op heden geen gebruik gemaakt. Klager is niet aangesproken op – in het GRIP-rapport van 3 mei 2022 beschreven – gedragingen in de bezoekersruimte. Klager betwist deze gedragingen en het personeel had wel ingegrepen als dat nodig was geweest. Bezoekers praten niet door elkaar heen. Klagers zusjes praten om de beurt. Alleen bij het afscheid kan er door elkaar worden gepraat.

 

Tegemoetkoming

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen. Anders dan de beklagcommissie heeft overwogen is er wel sprake van nadeel. De maatregelen zijn in de praktijk gebracht en klager is vanaf dat moment beperkt in de taal die hij kon spreken en het aantal bezoekers dat hij tegelijkertijd mocht ontvangen.

 

Standpunt van de directeur

Audiobestanden

Het is vaste rechtspraak van de beroepscommissie dat de directeur mag uitgaan van de informatie die door het GRIP wordt verstrekt en dat de directeur niet is gehouden om zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van die informatie (RSJ 25 april 2016, 15/4345/GA). In de uitspraak waarnaar klager verwijst (RSJ 20 september 2021,

R-20/7936/GA) was er geen GRIP-rapport met een zorgvuldige weergave en duiding van meerdere telefoongesprekken. Het is niet noodzakelijk om de audiobestanden (opnieuw) te beluisteren. De gesprekken worden vertaald door beëdigde tolken die zeer zorgvuldig te werk gaan. Klager heeft de inhoud van het GRIP rapport onvoldoende betwist. Hij heeft geen (verifieerbare) verklaring geboden die maakt dat getwijfeld kan worden aan de gespreksverslagen, terwijl hij zelf aan de gesprekken heeft deelgenomen. Van klager mag worden verwacht dat hij de verslagen concreet weerspreekt. Temeer nu het patroon dat zichtbaar wordt in het GRIP-rapport past bij het gedrag dat klager eerder heeft laten zien, bijvoorbeeld in gesprekken met zijn neef. De directeur betwist dat er in de door klager overgelegde GRIP-rapporten onjuistheden staan. In ieder geval is dit geen aanleiding om te concluderen dat het rapport van 3 mei 2022 onjuist zou zijn.

Als de beroepscommissie het verzoek toewijst, kunnen de audiobestanden op een besloten zitting worden uitgeluisterd en vertaald door een door de RSJ aangewezen tolk. De directeur verzet zich ertegen dat de audiobestanden verder worden verspreid buiten het toezicht van de directeur.

 

Aanleiding van de maatregelen

In het GRIP-rapport van 3 mei 2022 komen concrete aanwijzingen naar voren dat klager reguliere communicatiemogelijkheden in de EBI gebruikt om (versluierde) boodschappen door te geven. Het toezicht wordt ondermijnd door het opzetten van telefoongesprekken met meerdere deelnemers, het opnemen van boodschappen of telefoongesprekken, fluisteren en/of veroorzaken van ruis, het wisselen van de taal waarin wordt gesproken en het gebruik van codetaal. Uit het GRIP-rapport blijkt dat het niet gaat om een incident, maar om een patroon.

 

Naar aanleiding hiervan – en gezien de informatie die ten grondslag ligt aan de plaatsing van klager in de EBI – heeft de directeur op 23 mei 2022 beslist om het toezicht op contacten van klager met de buitenwereld te versterken. Ter verduidelijking is in dat kader een aantal wijzigingen van de huisregels doorgevoerd.

 

De directeur heeft niet het aantal contactmomenten beperkt, maar maatregelen getroffen waarmee op de contactmomenten daadwerkelijk toezicht kan worden uitgeoefend. Zo kan klager zijn contactmomenten gebruiken om persoonlijk contact te maken met zijn naasten. De maatregelen zijn erop gericht om bovenbeschreven gedrag tegen te gaan en tijdig te kunnen ingrijpen.

 

De maatregelen zijn – gelet op de voorvallen uit de GRIP-informatie – noodzakelijk om adequaat toezicht te kunnen uitoefenen. Zonder deze maatregelen bleek de inhoud van gesprekken pas nadat deze hadden plaatsgevonden, na uitluisteren en vertalen. De in artikel 36, vierde lid, van de Pbw genoemde belangen nopen tot het treffen van maatregelen. De maatregelen zijn ook proportioneel.

 

Sinds 10 februari 2023 zijn de maatregelen onderdeel gaan uitmaken van het EBI regime dat geldt voor de gedetineerden die in de EBI zijn geplaatst op de nieuwe c- of d grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. In het advies van de adviescommissie van de RSJ over de wijzigingen blijkt niet dat de maatregelen waar het om gaat geen wettelijke grondslag hebben. Het is thans de vraag of de maatregelen destijds terecht zijn opgelegd.

 

Beklag a.

Het valt niet in de zien waarom klager niet 48 uur van te voren duidelijk kan maken in welke taal hij het telefoongesprek wil voeren. Die keuze zal hij dan toch al hebben gemaakt. Dan is er direct duidelijk of er geen tolk moet worden geregeld en dit voorkomt dat klager vergeet duidelijk te maken dat hij in een andere taal wil bellen.

 

Het lijkt erop alsof het klager niet zozeer gaat om het doorgeven van de te spreken taal, maar om het 48 uur van te voren aanvragen van een telefoongesprek in het Nederlands of Engels. Het is evenwel noodzakelijk dat het telefoongesprek tijdig wordt aangevraagd zodat kan worden geregeld dat de locatie waarvandaan klager gebeld mag worden daarvan op de hoogte is.

 

Beklag b.

De maatregel is niet genomen op grond van de (gewijzigde) EBI-huisregels, maar op grond van artikel 39 van de Pbw. De wet kent geen limitatieve opsomming van het aantal en de aard van maatregelen die de directeur kan treffen om toezicht te kunnen uitoefenen.

 

De nieuwe huisregels verduidelijken hoogstens voor gedetineerden welke maatregelen getroffen kunnen worden, zonder een (nieuwe) grondslag te creëren voor die maatregelen. Overigens stond in de oude huisregels al dat de directeur kan bepalen dat er behalve deze vormen van toezicht nog op andere wijze toezicht plaats kan vinden. De passages die zijn gewijzigd zien niet op deze maatregel.

 

Met de maatregel wordt voldaan aan het vereiste van artikel 39, eerste lid, van de Pbw. Een beperking van de te spreken talen is mogelijk (Europees Hof voor de Rechten van de Mens 6 oktober 2005, 13600/02 (Baybasin tegen Nederland) en RSJ 22 januari 2004, 03/0702/GA). Dat klager met zijn moeder in het Arabisch moet spreken is de reden geweest om het aantal talen niet geheel terug te brengen naar het Nederlands en Engels. Klager heeft tot op heden altijd tien minuten per week met zijn moeder gebeld in het Arabisch, net zoals vóór het instellen van de maatregel. Andere telefoongesprekken (met andere familieleden) voerde hij al (overwegend) in het Nederlands en Engels. Hij mocht nog twintig minuten per week in het Nederlands en Engels bellen. De maatregel beperkt klager dus niet. Er is geen sprake van strijd met artikel 8 van het EVRM.

 

De maatregel is een uitvloeisel van de maatregel dat bij telefoongesprekken in andere talen dan Nederlands en Engels voortaan live wordt meegeluisterd door een tolk. Daardoor kan direct worden ingegrepen als er aanwijzingen zijn dat versluierde of anderszins niet toegestane boodschappen worden doorgegeven.

 

Beklag c.

De maatregel is gebaseerd op grond van artikel 39, tweede lid, van de Pbw. Het toezicht kan volgens dat artikel meer omvatten dan beluisteren en uitluisteren. De maatregel is noodzakelijk (gebleken) om de identiteit van de persoon met wie klager een gesprek voert vast te stellen en met het oog op de belangen van artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Uit het GRIP-rapport blijkt immers dat door het organiseren van conference calls niet altijd goed toezicht kon worden gehouden op de aanwezigen bij telefoongesprekken. Ook heeft klager gesprekken of boodschappen door zijn kinderen laten opnemen, waardoor hij boodschappen heeft kunnen doorgeven aan niet gescreende personen. Deze maatregel is geschikt om dat te voorkomen.

 

Het is niet de bedoeling om te voorkomen dat klager telefoongesprekken voert met zijn gescreende contactpersonen, maar wel om dat contact veilig en verantwoord te laten verlopen. Er zijn tien PI’s in het hele land aangewezen waarvandaan gebeld kan worden. Dat klagers contactpersonen niet van deze mogelijkheid gebruikmaken, kan de directeur niet worden tegengeworpen.

 

Beklag d.

De maatregel is niet genomen op grond van de (gewijzigde) EBI-huisregels, maar op grond van artikel 38, tweede lid, van de Pbw. De wet kent geen limitatieve opsomming van het aantal en de aard van maatregelen die de directeur kan treffen om toezicht te kunnen uitoefenen.

 

Dat in de beslissing is verwezen naar artikel 3.8.1 van de nieuwe huisregels doet aan het voorgaande niet aan af, want die gunstige wijziging gaat erover dat klager nu wel mag wisselen van bezoeker tijdens het bezoekuur.

 

De maatregel is noodzakelijk om toezicht uit te oefenen op de inhoud van het gesprek dat klager met zijn bezoeker voert. Uit het GRIP-rapport volgt dat tijdens bezoekmomenten vaak ruis wordt veroorzaakt waardoor de gesprekken moeilijk te volgen zijn. Door fluisteren, hard praten, door elkaar praten en/of in een andere taal praten wordt het gesprek moeilijker verstaanbaar gemaakt voor het inrichtingspersoneel. Dat klager daarop niet eerder is aangesproken doet niet af aan de noodzakelijkheid van de maatregel. Het is immers begrijpelijk dat in een individueel geval door een medewerker niet wordt ingegrepen. Uit het GRIP-rapport blijkt dat het niet gaat om een incident, maar dat er sprake is van een patroon.

 

Door het aantal gelijktijdig te ontvangen bezoekers te beperken, kan het veroorzaken van ruis voor een belangrijk deel op vrij eenvoudige wijze worden ondervangen. Een minder vergaande maatregel is niet mogelijk. De directeur heeft rekening gehouden met de belangen van klager door toe te staan dat klager tijdens een bezoekuur kan wisselen tussen drie bezoekers.

 

Geen strijd met rechtszekerheid en legaliteit

Zelfs al zou de grondslag van de maatregelen wel de gewijzigde huisregels zijn, kon de directeur de maatregelen nemen en onmiddellijk laten ingaan. Aan een wijziging van huisregels komt onmiddellijke werking toe (artikel 3 van het wijzigingsbesluit). De huisregels zijn op 23 mei 2022 in de ochtend aan alle gedetineerden uitgereikt en de beslissing is in de middag aan klager uitgereikt.

 

Er is geen sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. De maatregelen stellen slechts nadere regels omtrent klagers contacten met de buitenwereld, met als doel om tijdens toekomstige contacten effectief toezicht te kunnen houden. De wijziging van de huisregels en de maatregelen dienen enkel ter versterking van het binnen de EBI geldende toezicht. Klager had kunnen weten dat als hij het reguliere contact met de buitenwereld zou misbruiken, dat zou leiden tot strenger toezicht. Overigens stond in de oude huisregels al dat de directeur kan bepalen dat er behalve deze vormen van toezicht nog op andere wijze toezicht plaats kan vinden. Er is geen sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.

 

Er is ook geen sprake van strijd met het legaliteitsbeginsel. De maatregelen zijn niet ingevoerd als sanctie op eerdere gedragingen. Net als andere wetten en regels kunnen de huisregels onmiddellijk worden toegepast. Daaraan doet niet af dat de aanleiding voor het treffen van de maatregelen is gelegen in gedrag van klager van daarvóór. De directeur moet direct kunnen reageren op GRIP-informatie. Van hem kan niet verlangd worden dat hij na een wijziging van huisregels eerst wacht op een nieuw GRIP-rapport.

 

3. De beoordeling

Audiobestanden en GRIP-rapport

Klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak om de audiobestanden die ten grondslag liggen aan het GRIP-rapport van 3 mei 2022 te kunnen beluisteren en te laten vertalen. De beroepscommissie wijst het verzoek af. Zij zal hieronder toelichten hoe zij dat tot oordeel is gekomen.

 

Klager betwist de juistheid van het GRIP-rapport. Hij meent dat zaken in het rapport uit de context zijn gehaald. Zo spreekt hij aan het eind van een gesprek snel om al zijn kinderen te kunnen spreken en komt het voor dat één van zijn kinderen via een andere telefoon wordt gebeld. Klager stelt de audiobestanden nodig te hebben om te kunnen aangeven op welke onderdelen het rapport onjuist is.

 

Het is vaste rechtspraak van de beroepscommissie dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de directeur mag uitgaan van de juistheid van in een GRIP-rapport vermelde informatie en niet gehouden is zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van die informatie (bijvoorbeeld RSJ 25 april 2016, 15/4345/GA). Het ligt dus op de weg van klager om concreet te maken wat er onjuist zou zijn aan het GRIP-rapport. De enkele, en verder niet van inhoudelijke argumenten voorziene, betwisting van de juistheid van het rapport en de voorbeelden dat hij snel met zijn kinderen praat en één van de kinderen wel eens via een andere telefoon wordt gebeld, zijn onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van het rapport. Naar het oordeel van de beroepscommissie is er daarom onvoldoende aanleiding om het verzoek toe te wijzen.

 

Relevante wet- en regelgeving

Artikel 38, tweede lid, van de Pbw:

De directeur kan het aantal tegelijkertijd tot de gedetineerde toe te laten personen beperken, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting.

 

Artikel 39, eerste en tweede lid, van de Pbw:

1.  De gedetineerde heeft, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid te stellen beperkingen, het recht ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. De hieraan verbonden kosten komen, tenzij de directeur anders bepaalt, voor rekening van de gedetineerde. In verband met het uitoefenen van toezicht als bedoeld in het tweede lid, kunnen telefoongesprekken worden opgenomen.

2.  De directeur kan bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Aan de betrokkene wordt mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het opnemen van telefoongesprekken en het bewaren en verstrekken van opgenomen telefoongesprekken.

 

Artikel 36, vierde lid, van de Pbw:

De directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

a.  de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

b.  de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;

c.  de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

d.  de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

 

De oplegging van maatregelen ten behoeve van toezicht

De directeur heeft een aantal maatregelen opgelegd in verband met het effectief kunnen uitoefenen van toezicht op klagers telefoongesprekken en bezoekmomenten. Dit was noodzakelijk gelet op het GRIP-rapport van 3 mei 2022. In dat rapport staat dat klager de reguliere manieren van communicatie in de EBI gebruikt om met zijn machtsstructuur te communiceren en ontsnappingspogingen vorm te geven. In het rapport staan voorbeelden van telefoongesprekken en bezoekmomenten waarin versluierde boodschappen en codetaal worden gebruikt, conference calls worden opgezet, boodschappen worden opgenomen en gesprekken onnavolgbaar worden gemaakt door fluisteren, hard praten en/of ruis. Toezicht wordt volgens de directeur bemoeilijkt wanneer er wordt gesproken in een andere taal (dan Nederlands).

 

Klager is gedetineerd in de EBI op verdenking van zeer ernstige strafbare feiten. Er wordt toezicht uitgeoefend op zijn telefoongesprekken en bezoekmomenten. Het is van groot belang dat hij geen contacten heeft met niet toegestane personen en dat er effectief toezicht kan worden uitgeoefend op zijn contacten met de buitenwereld.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur op grond van de aanwijzingen in het GRIP-rapport in redelijkheid en billijkheid maatregelen ten behoeve van toezicht kunnen opleggen, ondanks dat klager stelt dat hij niet eerder is gewaarschuwd voor wat betreft zijn gedrag. De beroepscommissie overweegt dat de maatregelen bedoeld zijn om effectief toezicht te kunnen houden op contacten met de buitenwereld, zonder die contacten te willen beperken. De grondslag en de noodzakelijkheid van de specifieke maatregelen van beklag a. t/m beklag d. zullen worden beoordeeld in het licht van hetgeen hierboven is overwogen. Andere maatregelen uit de beslissing van 23 mei 2022 zijn in beroep niet aan de orde.

 

Beklag a.

De maatregel:

48 uur voorafgaand aan een telefoongesprek dient u duidelijk te maken in welke taal u het telefoongesprek wenst te voeren en tijdens het gesprek wordt alleen in deze taal gecommuniceerd.

 

De beroepscommissie begrijpt dat klager het niet nodig vindt om 48 uur van te voren een telefoongesprek te moeten aanvragen als hij in het Nederlands of Engels wil bellen en er dus geen tolk geregeld hoeft te worden. In beklag schrijft hij dat van hem niet verwacht kan worden dat hij 48 uur van te voren weet of hij en zijn contactpersoon in de gelegenheid zullen zijn om een telefoongesprek te voeren.

 

In de huisregels van de EBI zoals deze golden vanaf 1 november 2019 stond dat een gedetineerde 24 uur van te voren schriftelijk een telefoonaanvraag diende in te leveren. De huisregels zijn per 23 mei 2022 gewijzigd: een gedetineerde dient 48 uur van te voren een telefoonaanvraag in te leveren.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het direct toepassen van de gewijzigde huisregel niet in strijd met de rechtszekerheid of het legaliteitsbeginsel. Voorts is naar het oordeel van de beroepscommissie toezicht op klagers telefoongesprekken noodzakelijk met het oog op de belangen genoemd in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Het toezicht omvat de maatregel dat klager 48 uur van te voren dient aan te geven in welke taal hij een telefoongesprek wil voeren, ook als dat in het Nederlands of Engels is. Voor een gesprek in een andere taal dient een tolk geregeld te worden die kan meeluisteren met het gesprek. Volgens de directeur is het noodzakelijk dat telefoongesprekken in het Nederlands of Engels ook 48 uur van te voren worden aangevraagd, zodat tijdig kan worden geregeld dat de locatie waarvandaan klager gebeld mag worden van het telefoongesprek op de hoogte is. Tot die beslissing heeft de directeur, gelet op de vereiste controleerbaarheid van de contacten van klager, in redelijkheid kunnen komen.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de maatregel dus niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarom zal de beroepscommissie het beroep van klager inzake beklag a. ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met wijziging van de gronden.

 

Beklag b.

De maatregel:

Eén keer per week wordt u toegestaan een telefoongesprek gedurende tien minuten in een andere taal dan de Nederlandse of Engelse taal te voeren.

 

Wat betreft de grondslag van de maatregel overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 39, tweede lid, van de Pbw kan de directeur bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid van de Pbw. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Daaruit kan worden afgeleid dat het toezicht ook op andere manieren kan worden uitgeoefend.

 

Het voorgaande betekent dat de beperking van het aantal minuten bellen in een andere taal dan Nederlands of Engels in verband met het te houden toezicht mogelijk is op grond van artikel 39, tweede lid, van de Pbw. De grondslag van de maatregel is – anders dan de beklagcommissie heeft overwogen – niet gelegen in de gewijzigde huisregels. In zowel de oude als nieuwe huisregels is opgenomen dat ook ‘op andere wijze toezicht plaats kan vinden’.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is toezicht op klagers telefoongesprekken noodzakelijk met het oog op de belangen genoemd in artikel 36, vierde lid, van de Pbw. Het toezicht omvat nader ingevuld de maatregel dat klager één keer per week tien minuten in een ander taal dan Nederlands of Engels mag bellen. Volgens de directeur beperkt de maatregel klager niet, omdat hij net als voorheen tien minuten per week met zijn moeder in een andere taal kan bellen. De beroepscommissie merkt op dat gelijktijdig met onderhavige maatregelen ook een belverbod van drie maanden met klagers moeder is opgelegd, terwijl onderhavige maatregel geen einddatum kent.

 

De beroepscommissie overweegt dat de maatregel geen strijd oplevert met het recht van gedetineerden om tien minuten per week te bellen (artikel 39, eerste lid, van de Pbw). De ratio achter deze maatregel is dat klagers telefoongesprekken simultaan dienen te worden vertaald door een tolk die live meeluistert, wat logischerwijs beperkingen met zich mee brengt. Duidelijk is dat alleen daardoor effectief toezicht kan worden gehouden en direct kan worden ingegrepen als dat nodig is. Evenmin is gebleken van strijd met artikel 8 van het EVRM.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de maatregel niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarom zal de beroepscommissie het beroep van de directeur inzake beklag b. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en dit beklag alsnog ongegrond verklaren. De beroepscommissie zal het beroep van klager tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming ongegrond verklaren.

 

Beklag c.

De maatregel:

Een telefoongesprek met een contactpersoon buiten de inrichting in Nederland wordt alleen toegestaan indien de persoon waarmee u het gesprek wenst te voeren belt vanaf een daartoe aangewezen locatie. Deze maatregel is opgelegd voor twaalf maanden.

 

De directeur heeft toegelicht dat er tien locaties in Nederland zijn aangewezen waarvandaan klagers contactpersonen hem kunnen bellen.

 

Wat betreft de grondslag van de maatregel overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 39, tweede lid, van de Pbw kan de directeur bepalen dat op de door of met de gedetineerde gevoerde telefoongesprekken toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is om de identiteit van de persoon met wie de gedetineerde een gesprek voert vast te stellen dan wel met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren van een telefoongesprek of het uitluisteren van een opgenomen telefoongesprek. Daaruit kan worden afgeleid dat het toezicht ook op andere manieren kan worden uitgeoefend. Het voorgaande betekent dat de maatregel in verband met het te houden toezicht mogelijk is op grond van artikel 39, tweede lid, van de Pbw.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is toezicht op klagers telefoongesprekken (ook) noodzakelijk om de identiteit van de persoon met wie klager een gesprek voert vast te stellen. Uit het GRIP-rapport volgen aanwijzingen dat er tijdens telefoongesprekken conference calls zijn georganiseerd en gesprekken of boodschappen zijn opgenomen. Deze maatregel is bedoeld om te voorkomen dat klager contact heeft met niet toegestane personen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is voldoende aannemelijk geworden dat een minder vergaande maatregel niet mogelijk is om het vereiste toezicht te kunnen houden.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, acht de beroepscommissie de maatregel niet onredelijk en onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep van klager inzake beklag c. ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

Beklag d.

De maatregel:

Tijdens een bezoekuur wordt één bezoeker gelijktijdig en worden in totaal maximaal drie bezoekers toegelaten. Een uitzondering wordt gemaakt voor bezoek van kinderen onder de 14 jaar. Deze worden begeleid door een volwassene.

 

Wat betreft de grondslag van de maatregel overweegt de beroepscommissie als volgt. Op grond van artikel 38, tweede lid, van de Pbw kan de directeur het aantal tegelijkertijd tot de gedetineerde toe te laten personen beperken, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Het voorgaande betekent dat de beperking van het aantal gelijktijdig tot klager toe te laten bezoekers mogelijk is op grond van artikel 38, tweede lid, van de Pbw.

 

In de huisregels van de EBI zoals deze golden vanaf 1 november 2019 stond dat het aantal tegelijkertijd toegelaten personen is beperkt tot maximaal drie bezoekers. De huisregels zijn per 23 mei 2022 gewijzigd: er is toegevoegd dat de directeur kan bepalen dat tijdens een bezoek één bezoeker gelijktijdig wordt toegelaten.

 

In de beslissing staat dat de directeur op grond van artikel 3.8.1 van de huisregels het aantal gelijktijdig te ontvangen bezoekers beperkt. Ter beklagzitting heeft de directeur toegelicht dat hij hiertoe op grond van artikel 38, tweede lid, van de Pbw bevoegd is. In beroep heeft de directeur toegelicht dat er slechts is verwezen naar de gewijzigde huisregels, omdat klager op grond daarvan wel mag wisselen van bezoeker tijdens het bezoekuur.

 

Hoewel er enige onduidelijkheid heeft bestaan over de grondslag van de maatregel, stelt de beroepscommissie vast dat de directeur op grond van artikel 38, tweede lid, bevoegd was tot het treffen van de maatregel. De beroepscommissie is tevens van oordeel dat het direct toepassen van de gewijzigde huisregel niet in strijd is met de rechtszekerheid of het legaliteitsbeginsel.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de maatregel noodzakelijk om toezicht te kunnen uitoefenen op de inhoud van het gesprek dat klager met zijn bezoeker voert en daarmee noodzakelijk in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting. Uit het GRIP rapport volgen aanwijzingen dat er tijdens bezoekmomenten codetaal wordt gebruikt en ruis wordt veroorzaakt waardoor de gesprekken moeilijk te volgen zijn. Dat klager niet eerder is aangesproken door personeel, doet hieraan niet af.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de maatregel niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Daarom zal de beroepscommissie het beroep van de directeur inzake beklag d. gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en dit beklag alsnog ongegrond verklaren. De beroepscommissie zal het beroep van klager tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager inzake beklag a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur inzake beklag b. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager inzake beklag b. ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager inzake beklag c. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur inzake beklag d. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog ongegrond.

De beroepscommissie verklaart het beroep van klager inzake beklag d. ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 8 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A. Pahladsingh, bijgestaan door de secretaris.

 

voorzitter

Naar boven