Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28901/GA, 8 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Telefoon  v

Nummer          22/28901/GA

               

Betreft [klager]

Datum 8 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft voor, zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen het weigeren van telefoongesprekken met zijn moeder en zus, ingaande op 27 mei 2022 en eindigend op 23 augustus 2022.

 

De beklagcommissie bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft op 8 augustus 2022 het beklag ongegrond verklaard (VU 2022/716). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

 

Klagers raadsman, mr. T.S. van der Horst, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en namens de directeur van de PI Vught (hierna: de directeur) de landsadvocaat en een afdelingshoofd van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI), gehoord op de digitale zitting van 24 februari 2023.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Audiobestand

De beslissing steunt volledig op het rapport van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) van 3 mei 2022. Klager verzoekt om de behandeling van de zaak aan te houden om het audiobestand van het telefoongesprek op 29 april 2022 te kunnen beluisteren en te laten vertalen. Klager zou willen aangeven wat de relevante delen zijn, zodat de beroepscommissie die kan beluisteren. Zonder het audiobestand te beluisteren, en alleen op basis van een verslag waarvan klager de inhoud betwist, kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van (ongeoorloofd) direct contact tussen klager en zijn neefje en dat zij elkaar konden horen. Klager moet in de gelegenheid worden gesteld om het audiobestand te beluisteren, anders kan hij niet aannemelijk maken dat er op 29 april 2022 geen gesprek heeft plaatsgevonden tussen hem en zijn neefje. Dat hij die mogelijkheid moet krijgen volgt uit bijvoorbeeld RSJ 20 september 2021, R 20/7936/GA en RSJ 25 oktober 2021, R-20/8499/GA. Er kan niet worden volstaan met een samenvattend verslag. Ook de achtergrondgeluiden, wie met wie spreekt, en of het telefoongesprek van zijn zus voor klager hoorbaar was, zijn relevant.

 

Een afwijzing van het verzoek zou strijdig zijn met de beginselen van een eerlijke behandeling van de zaak, hoor en wederhoor en equality of arms als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Er is sprake van ingrijpende beperkingen en er kan niet te makkelijk worden uitgegaan van de juistheid van het GRIP-rapport.

 

Inhoudelijk

Er is geen noodzaak voor een telefoonverbod als bedoeld in artikel 39, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Vooruitlopend op het kunnen beluisteren van het audiobestand, stelt klager dat er geen sprake is geweest van een niet toegestaan contactmoment met zijn neefje. Klager was in gesprek met zijn moeder. Hij wist niet dat zijn zus ernaast zat. Klager vroeg of hij zijn zus mocht spreken. Zijn moeder zei dat zijn zus in gesprek was. Klager dacht eerst dat ze met zijn broers aan het praten was en deed ze de groeten. Zijn moeder zei dat zijn zus met haar zoon (klagers neefje) in gesprek was. Toen deed hij zijn neefje de groeten. Er heeft geen rechtstreeks contact plaatsgevonden met zijn neefje. Hij kon zijn neefje niet horen en zijn neefje kon het gesprek tussen klager en zijn moeder ook niet verstaan. Klager heeft zijn moeder de regels uitgelegd. Hij vertelt haar altijd dat hij geen andere mensen mag horen. Het komt neer op de vraag of klagers moeder in dezelfde ruimte mag zitten als zijn zus, wanneer zijn zus met iemand belt. Mag zijn moeder in het bijzijn van anderen met klager praten?

 

De landsadvocaat heeft gezegd dat ze klager een lesje wilden leren door hem drie maanden niet met zijn moeder te laten bellen. Na afloop van het belverbod heeft klager twee keer met zijn moeder mogen bellen. Daarna is er een verbod opgelegd om te bellen met het buitenland. Dat verbod geldt tot op heden.

 

Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.

 

Standpunt van de directeur

Audiobestand

Het is vaste rechtspraak van de beroepscommissie dat de directeur mag uitgaan van de informatie die door het GRIP wordt verstrekt en dat de directeur niet is gehouden om zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van die informatie (RSJ 25 april 2016, 15/4345/GA). In de uitspraak waarnaar klager verwijst (RSJ 20 september 2021,

R-20/7936/GA) was er geen GRIP-rapport met een zorgvuldige weergave en duiding van meerdere telefoongesprekken. Het is niet noodzakelijk om het audiobestand (opnieuw) te beluisteren. De gesprekken worden vertaald door beëdigde tolken die zeer zorgvuldig te werk gaan.

 

Reeds het gegeven dat klager een telefoongesprek heeft gevoerd waarin hij de mogelijkheid had te spreken met een prominent lid van zijn criminele organisatie, rechtvaardigt de beslissing. Klager heeft niet duidelijk gemaakt welke onjuistheden in het rapport zouden staan, door bijvoorbeeld naar voren te brengen wat hij wel zou hebben besproken. De betrouwbaarheid van het gespreksverslag wordt niet aangetast door klagers stellingen. Uitluisteren is ook niet noodzakelijk om vast te stellen dat er direct contact was.

 

Als de beroepscommissie het verzoek toewijst, kan het audiobestand op een besloten zitting worden uitgeluisterd en vertaald door een door de RSJ aangewezen tolk. De directeur verzet zich ertegen dat het audiobestand verder wordt verspreid buiten het toezicht van de directeur.

 

Inhoudelijk

De aanleiding voor het belverbod was het telefoongesprek tussen klager, zijn moeder, zijn zus en zijn neefje zoals volgt uit het GRIP-rapport van 3 mei 2022. Klager was met zijn moeder in gesprek en in dezelfde ruimte was zijn zus met zijn neefje in gesprek. Klager betwist niet dat hij wist dat zijn neefje bij het gesprek aanwezig was, dat hij toch het telefoongesprek heeft voortgezet en hij over zijn neefje heeft gesproken. Deze feiten zijn reeds voldoende aanleiding voor het belverbod.

Het moet, gelet op de redenen voor klagers plaatsing in de EBI, worden voorkomen dat hij in een situatie komt waarin hij zou kunnen communiceren met een niet gescreend persoon. Temeer nu zijn neefje vermoedelijk een prominent lid van zijn criminele netwerk en één van zijn vertrouwelingen is. Zijn neefje is in Marokko gedetineerd op verdenking van betrokkenheid bij [verdenking].

 

De vraag in hoeverre er sprake is geweest van direct contact tussen klager en zijn neefje en hoe goed zij elkaar hebben kunnen horen is van ondergeschikt belang. Uitgaande van het GRIP-rapport, is dat directe contact er geweest. Klagers communicatie was duidelijk gericht op (de aanwezigheid van) zijn neefje. De waarschuwing aan zijn moeder lijkt vooral bedoeld te zijn om te laten weten dat hij anders de dag erna zou terugbellen en erop te wijzen dat het niet de bedoeling was dat zijn neefje zelf te horen was. Het belverbod was geen straf, maar een signaal dat dit gedrag niet kan.

 

3. De beoordeling

Audiobestand en GRIP-rapport

Klager heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak om het audiobestand van het telefoongesprek van 29 april 2022 te kunnen beluisteren en te laten vertalen. De beroepscommissie wijst het verzoek af. Zij zal hieronder toelichten hoe zij dat tot oordeel is gekomen.

 

In het GRIP-rapport van 3 mei 2022 staat een verslag van het telefoongesprek van 29 april 2022. Klager betwist de juistheid van het verslag. Hij stelt dat er geen direct contact heeft plaatsgevonden tussen hem en zijn neef en dat zij elkaar niet konden horen.

 

Het is vaste rechtspraak van de beroepscommissie dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de directeur mag uitgaan van de juistheid van in een GRIP-rapport vermelde informatie en niet gehouden is zelfstandig onderzoek te doen naar de juistheid van die informatie (bijvoorbeeld RSJ 25 april 2016, 15/4345/GA). Het ligt dus op de weg van klager om concreet te maken wat er onjuist zou zijn aan het gespreksverslag. De enkele, en niet van inhoudelijke argumenten voorziene, stelling van klager dat er geen direct contact heeft plaatsgevonden tussen hem en zijn neef en dat zij elkaar niet konden horen, is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van het rapport. Naar het oordeel van de beroepscommissie is er daarom onvoldoende aanleiding om het verzoek toe te wijzen.

 

Relevante wet- en regelgeving

Artikel 39, derde lid, van de Pbw luidt als volgt:

De directeur kan de gelegenheid tot het voeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken weigeren of een telefoongesprek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 36, vierde lid. De beslissing tot het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken geldt voor ten hoogste twaalf maanden. Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het weigeren van een bepaald telefoongesprek of bepaalde telefoongesprekken.

 

Artikel 36, vierde lid, van de Pbw houdt in:

De directeur kan de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of andere poststukken alsmede bijgesloten voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een van de volgende belangen:

a.  de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;

b.  de bescherming van de openbare orde of nationale veiligheid;

c.  de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;

d.  de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven.

 

Inhoudelijke beoordeling

De directeur heeft ten aanzien van klager beslist tot weigering van telefoongesprekken met klagers moeder en zus voor de duur van drie maanden. De beslissing is genomen op grond van artikel 39, derde lid, in samenhang met artikel 36, vierde lid, onder a, b en c, van de Pbw. De directeur heeft deze beslissing genomen, omdat klagers moeder en zus klager in contact hebben gebracht met zijn neef, een niet toegestaan contact.

 

Ongeacht in welke mate er direct contact tussen klager en zijn neef heeft plaatsgevonden, is het naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende aannemelijk geworden dat klager via zijn moeder en zus in de gelegenheid is gesteld contact te hebben met zijn neef. In het gespreksverslag staat dat klagers zus heeft gezegd dat zijn neef hem kan horen. Klager heeft ook tegen zijn moeder gezegd dat het niet is toegestaan om iemand anders te horen. Klager wist dus dat zijn neef aanwezig was en hem kon horen. Toch heeft hij het telefoongesprek voortgezet.

 

Klager is gedetineerd in de EBI op verdenking van zeer ernstige strafbare feiten. Er wordt toezicht uitgeoefend op zijn contacten met de buitenwereld. Het is van groot belang dat hij geen contacten heeft met niet toegestane personen. Klagers neef is mogelijk een prominent lid van zijn criminele netwerk en hij is gedetineerd in Marokko. De directeur heeft in beklag toegelicht dat hij er niet aan voorbij kon gaan dat klager mogelijk versluierde boodschappen heeft (willen) door(ge)geven.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur in redelijkheid en billijkheid kunnen overwegen dat het telefoongesprek van 29 april 2022 op ongeoorloofde wijze plaatsvond en dat het noodzakelijk was om telefoongesprekken met klagers moeder en zus voor drie maanden te weigeren. Dat daarbij het motief zou zijn geweest klager een ‘lesje te leren’ is niet aannemelijk geworden.

 

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde bevestigen met aanvulling van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

 

Deze uitspraak is op 8 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. A. Pahladsingh, bijgestaan door de secretaris.

 

voorzitter

Naar boven