Nummer 21/24904/GA
Betreft [klager]
Datum 19 juli 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan de arbeid, voor de duur van drie maanden, vanwege het op 11 augustus 2021 te laat melden voor de arbeid, ingegaan op 11 augustus 2021.
De beklagrechter bij de locatie Roermond heeft op 15 december 2021 het beklag ongegrond verklaard (R-2021-461). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. S.G.H. van de Kamp, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft zich op 11 augustus 2021 verslapen en kon zich daardoor niet op tijd melden voor de arbeid. Naar aanleiding hiervan is klager uitgesloten van de arbeid voor de duur van drie maanden. De directie is teruggekomen op deze beslissing en heeft aan klager een disciplinaire straf voor de duur van veertien dagen uitsluiting van deelname aan de arbeid opgelegd. Ondanks dat de directeur op de initiële beslissing is teruggekomen, staat de opgelegde straf niet in verhouding met hetgeen is voorgevallen. Klager heeft toegegeven zich te hebben verslapen. Er is sprake van één incident. Hiervoor is klager nog nooit te laat gekomen voor de arbeid. Gelet hierop had kunnen worden volstaan met een waarschuwing (zie bijvoorbeeld RSJ 19 oktober 2012, 12/1383/GA) of, desnoods, een disciplinaire straf van kortere duur (zie RSJ 22 mei 2012, 11/3455/GA).
Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren.
Standpunt van de directeur
Klager is blijkens het schriftelijke verslag van 11 augustus 2021 die ochtend meerdere keren door penitentiair inrichtingswerkers geattendeerd op het feit dat hij naar de arbeid moest. Hij heeft dan ook meerdere keren de gelegenheid gehad hierop te reageren en alsnog tijdig naar de arbeid te gaan. De afwezigheid van klager is daarmee verwijtbaar.
Klager heeft bij aanvang van de arbeid het arbeidsreglement ontvangen, waardoor hij uitdrukkelijk op de voorwaarden is gewezen. In de ¨wachtgeldregeling Huis van bewaring en gevangenis¨ is opgenomen dat gedetineerden die door een rapport arbeid verzuimen na veertien dagen weer in aanmerking komen voor arbeid.
Het is niet juist dat aan klager een straf van drie maanden uitsluiting van de arbeid is opgelegd. Klager is op 25 augustus 2021 meegedeeld dat de uitsluiting per die datum werd opgeheven, zodat feitelijk een straf van twee weken uitsluiting is opgelegd. Klager voert geen gronden aan waarom de uitsluiting van veertien dagen voor één incident niet proportioneel is.
Gelet op het voorgaande is de opgelegde disciplinaire straf redelijk en billijk en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
3. De beoordeling
Vast staat dat aan klager een disciplinaire straf van uitsluiting van de arbeid voor de duur van drie maanden is opgelegd omdat hij zich op 11 augustus 2021 te laat heeft gemeld voor de arbeid. Op 25 augustus 2021 is deze straf beëindigd, zodat de uiteindelijke duur van de disciplinaire straf veertien dagen bedroeg.
De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat na het vervallen van de arbeidsplicht – per 1 juli 2021 – het niet deelnemen aan de arbeid niet langer kan worden aangemerkt als strafwaardig gedrag als bedoeld in artikel 50 van de Penitentiaire beginselenwet (zie RSJ 31 oktober 2022, 21/24324/GA). Gelet hierop had de directeur klager niet kunnen uitsluiten van de arbeid op grond van een disciplinaire straf.
De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Op grond van artikel 1a, tweede lid, van de Regeling arbeid gedetineerden kan de directeur vanwege het gedrag van de gedetineerde tijdens de arbeid hem structureel uitsluiten van toegang tot arbeid. Uit het door de directeur overgelegde arbeidsreglement volgt dat een gedetineerde ingeval van het overtreden van de regels – waaraan de gedetineerde zich op grond van ondertekening van voornoemd reglement heeft gecommitteerd – een waarschuwing, een mededeling op het werk of een strafrapport kan krijgen. In alle gevallen kan de gedetineerde zijn werkplek verliezen. Nu klager zich – blijkens de stukken in het dossier – eenmalig te laat heeft gemeld bij de arbeid is uitsluiting van de arbeid gedurende veertien dagen echter niet proportioneel en had de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie moeten volstaan met een waarschuwing.
Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan klager een tegemoetkoming toekomt, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn. De beroepscommissie houdt er in dit geval bij de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming rekening mee dat klager door de aan hem opgelegde disciplinaire straf twee weken uitgesloten is geweest van de arbeid, waardoor hij 40 uren à €0,90 per uur is misgelopen. De beroepscommissie zal daarom de tegemoetkoming vaststellen op €36,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €36,-.
Deze uitspraak is op 19 juli 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. D. Boessenkool, secretaris.
secretaris voorzitter