Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31320/GA, 11 mei 2023, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Verlof  v

Nummer          23/31320/GA

             

Betreft [klager]

Datum 11 mei 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet voortvarend handelen van de directeur ten aanzien van zijn detentiefasering en het verlenen van vrijheden.

 

De beklagrechter bij de PI Krimpen aan den IJssel heeft op 28 december 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-000867). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klagers raadsvrouw, mr. J-A.J. Brahm, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

 

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Klager noemt in zijn klaagschrift dat de directeur onvoldoende voortvarend zou hebben gehandeld, omdat de risicotaxatie te laat aan klager is aangeboden. Daarnaast zou de directeur hebben nagelaten zorg te dragen voor een nieuw, recent reclasseringsadvies en zou zijn nagelaten klagers D&R-plan bij de stukken te voegen.

 

De beroepscommissie maakt uit de stukken op dat door het multidisciplinair overleg in november 2021 een zogenoemde risicoscreener is afgenomen. In december 2021 heeft de casemanager het Psychisch Medisch Overleg verzocht om te onderzoeken of een risicotaxatie diende te worden opgemaakt. De psycholoog heeft vervolgens op 13 april 2022 aangegeven dat klager hiervoor is aangemeld bij ‘De Waag’. Op 27 juli 2022 is de uitslag van de risicotaxatie bij de psycholoog binnengekomen. De directeur geeft aan klagers mening te delen dat met het opmaken van de risicotaxatie enige tijd gemoeid is geweest, maar dat zij hierbij afhankelijk is van een externe organisatie.

 

De directeur heeft daarnaast aangegeven dat er enige tijd onduidelijkheid heeft bestaan over het antwoord op de vraag door wie en op welke wijze een risicotaxatie diende te worden opgemaakt. Het is de beroepscommissie echter onduidelijk gebleven welke inspanningen de directeur in de periode van december 2021 tot 13 april 2022 heeft verricht om hier duidelijkheid over te verkrijgen en om ervoor te zorgen dat de risicotaxatie met enige voortvarendheid werd opgemaakt.

 

Reeds gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Dat er wel is beslist op klagers verzoeken om kortdurend re-integratieverlof, doet hier niet aan af. Uit de stukken volgt namelijk dat de Minister voor Rechtsbescherming meerdere keren heeft beslist tot afwijzing van klagers verlofaanvraag, onder meer omdat bepaalde risico’s niet (voldoende) konden worden ingeschat. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen en zal deze naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op €20,- (vergelijk RSJ 28 juli 2022, 22/27504/GA).

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €20,-.

 

Deze uitspraak is op 11 mei 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven