Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0847/TA, 16 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/847/TA

betreft: [klager] datum: 16 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 april 2008 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Vught, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 juni 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Hoewel klagers raadsman, mr. E.J.W. Deen voor de zitting naar behoren was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. twee beslissingen tot separatie van klager ingaande op 5 november 2007;
b. de beperking van klagers bewegingsvrijheid (insluitprogramma) ingaande op 15 november 2007 en
c. de weigering van het hoofd van de inrichting om € 500,= over te maken naar klagers familie in het buitenland.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a. ongegrond verklaard en klager met betrekking tot het beklag vermeld onder b. en c. niet-ontvankelijk verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
De eerste beslissing tot separatie is genomen door het afdelingshoofd mevrouw [A] in plaats van door het hoofd van de inrichting. Mevrouw [A] staat niet op de lijst van formeel aangewezen plaatsvervangers.
De tweede beslissing tot separatie die klager later op dezelfde datum heeft ontvangen, is genomen door een unit-directeur van de penitentiaire inrichting (hierna: p.i.) Vught die als plaatsvervanger van het hoofd van de inrichting is aangewezen.
De beslissingen zijn onbevoegd genomen. Ook is niet voldaan aan de hoor- en mededelingsplicht.
Met betrekking tot onderdeel b.:
De insluituren ontberen een wettelijke basis.
Met betrekking tot onderdeel c.:
Klager wilde € 500,= overmaken naar familie op de Antillen. Hem is gezegd dat het bedrag niet kon worden overgeschreven en het is nog steeds niet overgeschreven. Volgens Oldenkotte was het geld overgemaakt naar de Pompestichting, maar daar is het niet
aangekomen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a.:
De eerste beslissing is eerder op de dag aan klager uitgereikt omdat klager, die de beslissing op papier wilde, onrustig was. Er was sprake van een dreigende situatie. Mevrouw [A] is afdelingshoofd en bevoegd om klager voor ten hoogste vijftien uur te
separeren. Die termijn is niet overschreden. Vervolgens is contact opgenomen met de arts en het hoofd van de inrichting. Een door de raad van bestuur aangewezen formele vervanger van het hoofd van de inrichting, [B], unit-directeur van de p.i. Vught,
heeft vervolgens de tweede beslissing tot separatie genomen.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Het insluitprogramma is onderdeel van klagers behandelplan. Hem zijn steeds de in artikel 31, tweede lid, Bvt voorgeschreven minimale uitsluituren geboden. Er is geen sprake van afzondering en het was niet noodzakelijk om klager te horen en de
beslissing aan hem uit te reiken. Het beklag betreft geen beklagwaardige beslissing.
Met betrekking tot onderdeel c.:
Ter zitting is een ‘overzicht verzonden opdrachten ING Bank Electronic Banking’ van 5 juni 2008 aan de beroepscommissie overgelegd waaruit volgt dat op 18 september 2007 van klagers rekening € 500,= is overgemaakt aan [C].

3. De beoordeling
Met betrekking tot onderdeel a.:
De beroepscommissie overweegt dat tegen een beslissing tot separatie in beginsel, gelet op het bepaalde in artikel 57, tweede lid, Bvt pas beklag openstaat nadat de separatie een dag heeft geduurd, waarbij de dag waarop de beslissing is genomen buiten
beschouwing blijft. Klager is op 5 november 2007 gesepareerd vanaf 13.45 uur door het hoofd van de afdeling en circa twee uur later diezelfde dag is een tweede beslissing tot separatie genomen door de unit-directeur van de p.i. Vught. Gelet op de
samenhang tussen de aaneensluitende beslissingen tot separatie is volgens vaste jurisprudentie de duur van de eerste separatie geen beletsel voor de ontvankelijkheid van het beklag.

Voor wat betreft de eerste beslissing om klager te separeren, die genomen is door klagers afdelingshoofd, overweegt de beroepscommissie dat gelet op artikel 34, vierde lid, Bvt het afdelingshoofd hiertoe bevoegd was. Daarbij is aannemelijk geworden
dat op grond van het in artikel 53, vierde lid, Bvt bepaalde het horen van klager achterwege is gebleven. Voorts is klager later op de dag alsnog een ingevulde en ondertekende mededeling van de separatie uitgereikt.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie met betrekking tot de eerste beslissing tot separatie met juistheid op het beklag heeft beslist en zal het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen, met
wijziging van de gronden.

Voor wat betreft de tweede beslissing om klager te separeren, die is genomen door de unit-directeur van de p.i. Vught, overweegt de beroepscommissie het volgende.
De bevoegdheid om een verpleegde voor een langere periode dan vijftien uur te separeren is, gelet op het bepaalde in artikel 7, vierde lid onder b, van de Bvt juncto artikel 6 van de Bvt, voorbehouden aan het hoofd van de inrichting en zijn
plaatsvervanger(s).

In de Memorie van toelichting op artikel 7 van de Bvt is aangegeven dat sommige bevoegdheden zo ingrijpend of verstrekkend zijn voor de verpleegde dat deze uitsluitend aan het hoofd van de tbs-inrichting of zijn plaatsvervanger toekomen.

Artikel 6, vierde lid, van de Bvt regelt de aanwijzing van vervangers van het hoofd van de inrichting. Het hoofd van een particuliere tbs-inrichting behoeft voor de aanwijzing van zijn vervanger(s) machtiging van de raad van bestuur.
Uit de door de inrichting aan de beroepscommissie overgelegde machtiging volgt dat de raad van bestuur de locatiedirecteur en de unit-directeuren van de p.i. Vught heeft aangewezen als plaatsvervangende hoofden van de tbs-inrichting.

Uit paragraaf 1. van de Memorie van toelichting op de Bvt volgt dat de wetgever uitdrukkelijk de keuze heeft gemaakt om de rechtspositie van tbs-gestelden afzonderlijk bij aparte wet te regelen en de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) niet op
tbs-gestelden van toepassing te laten zijn.

Volgens de Memorie van toelichting op artikel 6, vierde lid, van de Bvt moet terughoudend beleid worden gevoerd bij het aanwijzen van plaatsvervangers, en er wordt van uitgegaan dat de besturen van justitiële particuliere inrichtingen zich aan dit
beleid zullen conformeren. Voor wat betreft de vervangers dient volgens de Memorie van toelichting in het bijzonder te worden gedacht aan de voor de individuele behandeling eindverantwoordelijke functionarissen.

De beroepscommissie stelt vast dat de tweede beslissing tot separatie is genomen door een unit-directeur van een p.i. die door de raad van bestuur is aangewezen als plaatsvervanger van het hoofd van de tbs-inrichting. Hoewel er ongetwijfeld
begrijpelijke en praktische redenen aan die aanwijzing ten grondslag liggen - de tbs-inrichting ligt op hetzelfde terrein als de penitentiaire inrichting - strookt dit niet met het strikte onderscheid dat de wetgever heeft willen aanbrengen tussen de
rechtspositie van een tbs-verpleegde en de rechtspositie van een gedetineerde. Een directeur van een p.i. is alleen daarom al niet bevoegd om een tbs-gestelde, die in een tbs-inrichting verblijft en onder het regime van de Bvt valt, te separeren. De
directeur van een p.i. is enkel op grond van de Pbw bevoegd om aan gedetineerden, die onder het regime van de Pbw vallen, een ordemaatregel op te leggen.
Uit het voorgaande vloeit naar het oordeel van de beroepscommissie voort dat de Bvt geen ruimte biedt voor de aanwijzing van een directeur van een p.i. als plaatsvervangend hoofd van een tbs-inrichting, temeer daar deze iedere verantwoordelijkheid met
betrekking tot de (individuele) behandeling van tbs-gestelden mist. Aan de onderhavige aanwijzing kan dan ook geen rechtsgeldigheid worden toegekend.

De beroepscommissie is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de tweede beslissing tot separatie van klager onbevoegd is genomen en zal het beroep op dit punt formeel gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag
alsnog formeel gegrond verklaren. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 10,=.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve materieel ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden
bevestigd.

Met betrekking tot onderdeel b.:
Klager meent dat zijn bewegingsvrijheid binnen de inrichting, als vermeld in artikel 31 Bvt, is geschonden, nu hem in afwijking van het reguliere dagprogramma een zogenaamd insluitingsprogramma is opgelegd. Een beklag betreffende een vermeende
schending
van een in de wet neergelegd recht van een verpleegde is naar vaste jurisprudentie van de beroepscommissie in beginsel beklagwaardig. De beroepscommissie zal op dit punt de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog ontvangen in het
beklag.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken is gebleken dat de beperking van klagers bewegingsvrijheid is opgelegd, omdat klager na afloop van de separatie steeds impulsiever reageerde, steeds onrustiger werd en sneller geagiteerd
raakte. Om prikkels te doseren, is besloten om klager twee uur extra per dag in te sluiten. Nu daarbij het minimum aantal uren in de groep doorgebracht, voorgeschreven in artikel 31, tweede lid, Bvt, in acht is genomen, zoals ter zitting van de
beroepscommissie namens het hoofd van de inrichting is gesteld, kan de beslissing om klager het betreffende insluitingsprogramma op te leggen niet als onredelijk of onbillijk of in strijd met de wet worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beklag
alsnog ongegrond verklaren.

Met betrekking tot onderdeel c.:
Het beklag betreft de vermeende schending van klagers eigendomrecht en is op grond van vaste jurisprudentie van de beroepscommissie beklagwaardig. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog
ontvangen in het beklag.
Uit het ter zitting overgelegde ‘overzicht verzonden opdrachten ING Bank Electronic Banking’ volgt dat het betreffende bedrag van € 500,= op 18 september 2007 is overgemaakt. De beroepscommissie is daarom van oordeel dat de klacht feitelijke grondslag
mist en zal het beklag alsnog ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
Met betrekking tot onderdeel a. verklaart de beroepscommissie voor wat betreft de eerste beslissing tot separatie het beroep ongegrond en bevestigt zij de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden. Ten aanzien van de tweede
beslissing tot separatie verklaart zij het beroep formeel gegrond en vernietigt zij op dit punt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag alsnog formeel gegrond en kent aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toe. Zij verklaart het
beklag materieel ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Met betrekking tot onderdeel b. en c. vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag en verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en drs. B. van Dekken, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven