Nummer: 08/1176/GB
Betreft: [klager] datum: 7 augustus 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 mei 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) zonder verlofmogelijkheden van de locatie Bankenbosch afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 26 april 2006 gedetineerd. Hij verbleef (onder meer) in de b.b.i. Maashegge te Overloon. Medio juli 2007 is hij op voordracht van de directeur van de b.b.i. Maashegge overgeplaatst naar de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld, waar een
regime
van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager wil graag worden overgeplaatst naar een regime met meer regimaire vrijheden. Reden daarvoor is dat zijn gezichtsvermogen per dag achteruit gaat.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef eerder in een b.b.i. Door zijn gedrag aldaar werd geconcludeerd dat hij ongeschikt was voor verder verblijf aldaar. Toen is besloten hem in een gesloten inrichting te plaatsen. In de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld wordt geconcludeerd
dat
klager een man is die gebaat is bij duidelijkheid en structuur. Gelet op een en ander wordt klager ongeschikt geacht voor een verblijf in een inrichting met een regime waar gedetineerden meer vrijheid genieten, minder structuur aangeboden krijgen en
een
groter beroep wordt gedaan op hun zelfredzaamheid.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. Klager is eerder vanuit de b.b.i. Maashegge overgeplaatst naar de gevangenis Nieuw Vosseveld. Tegen die beslissing alsmede tegen een eerdere afwijzing van een verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. heeft klager beroep ingesteld. In de
beslissingen op die beroepen, bekend onder de kenmerken 07/1988/GB en 08/446/GB, heeft de beroepscommissie overwogen dat zij aannemelijk achtte dat verzoeker niet langer groepsgeschikt moet worden geacht en dat hij daarom niet langer een beperkt
maatschappelijk risico vormt. Noch hetgeen door klager thans in beroep naar voren is gebracht noch hetgeen naar voren komt uit de omtrent klager opgemaakte selectierapportage, maakt dat dit oordeel thans anders zou moeten zijn. Dat maakt dat de op de
onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 augustus 2008.
secretaris voorzitter