Nummer 22/30903/GA
Betreft [klager]
Datum 17 april 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager] (hierna: klager) heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:
a. de beslissing van de directeur om hem op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) te plaatsen (AR 2022/824) en
b. de beslissing van de directeur van 26 oktober 2022 om hem niet te promoveren naar het plusprogramma (AR 2022/914).
De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 14 november 2022 de klachten gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van €20,- inzake beklag a. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en […], juridisch medewerker van de PI Alphen, en klagers raadsman mr. T.S. van der Horst gehoord op de zitting van 15 februari 2023 in de locatie De Schie. De raadsman heeft voorafgaand aan de zitting desgevraagd meegedeeld dat klager afstand doet van zijn recht om aanwezig te zijn bij deze zitting.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Beklag a.
De beklagcommissie baseert haar uitspraak slechts op één enkele voorwaarde omtrent de doelgroep voor plaatsing op een AIT. Hierbij gaat de beklagcommissie niet in op het volgende criterium waarvoor gedetineerden onder andere op een AIT geplaatst kunnen worden: gedetineerden die verdacht worden van en/of veroordeeld zijn van het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het bovenstaande criterium is wel van toepassing op klager, waardoor zijn plaatsing op de AIT redelijk en billijk is. Klager wordt namelijk verdacht van het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Dit blijkt voldoende uit de overgelegde stukken. Daarnaast rapporteert het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) dat er ten aanzien van klager sprake is van acuut vluchtgevaar. Om een ononderbroken en veilige voortzetting van de detentie te waarborgen en het risico op verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting en in de maatschappij te voorkomen, wordt de plaatsing van klager op de AIT noodzakelijk geacht.
De heeft klager bij binnenkomst in de inrichting meegedeeld dat hij hem op de AIT plaatst, omdat de directeur het vanwege de risico’s onverantwoord vindt om hem op een grote afdeling te plaatsen. De directeur heeft daartoe besloten naar aanleiding van de informatie van het GRIP die hij op dat moment had, waaruit toen bleek van een risico op ontvluchting en/of bevrijding en een risico op liquidatie of bedreiging in detentie. Het plaatsen is maatwerk. Per persoon worden de risico’s ingeschat en wordt een individuele belangenafweging gemaakt. Onlangs is klager wederom in het Operationeel Overleg (OO) besproken en is het risico op ontvluchting eraf gehaald.
Beklag b.
Naar aanleiding van een positieve urinecontrole heeft klager op 26 oktober 2022 een besluit ontvangen vanwege ontoelaatbaar gedrag. Hierin is besloten dat klager wegens ontoelaatbaar gedrag is uitgesloten van promotie naar het plusprogramma. Klager is in de PI Krimpen aan den IJssel op 21 juli 2022 voor een periode van 13 weken uitgesloten van promotie. Dit besluit is per direct in werking getreden. Op 5 augustus 2022 heeft klager in de PI Krimpen aan den IJssel wederom een besluit naar aanleiding van ontoelaatbaar gedrag ontvangen, waarbij hij is uitgesloten van promotie voor de duur van 6 weken. Dit besluit is per direct in werking getreden.
De beklagcommissie gaat onterecht uit van een cumulatie van beslissingen. Het besluit van 21 juli 2022 is komen te vervallen op 5 augustus 2022. Op 5 augustus 2022 is klager namelijk uitgesloten van promotie voor de duur van 6 weken. Rekenend vanaf 5 augustus 2022 verloopt de termijn van 6 weken op 16 september 2022.
In de PI Alphen is klager pas op 26 oktober 2022 uitgesloten van promotie voor de duur van 6 weken. Er is derhalve geen sprake van een beslissing binnen een lopende termijn, zoals de beklagcommissie overweegt in haar uitspraak. Het maakt overigens niet uit vanaf welke datum gerekend wordt, want de beslissing vanaf 26 oktober 2022 valt daar in elk geval buiten.
Standpunt van klager
Beklag a.
Ten eerste heeft de directeur niet onderbouwd op grond waarvan hij tot de conclusie komt dat ook gedetineerden die verdacht worden van en/of veroordeeld zijn voor het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, op de AIT geplaatst kunnen worden. Deze visie is niet in lijn met de berichtgeving en openbare bronnen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Zo volgt uit de website van de DJI dat het doel van het intensieve toezicht op de AIT is om te voorkomen dat gedetineerden door gaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie. Dezelfde doelstelling kan worden gevonden in een nieuwsbericht over de opening van de AIT in de PI Krimpen aan den IJssel en de rechtspraak van de beroepscommissie (RSJ 7 juli 2022, 22/28166/SGA). Een bericht met gelijke strekking is ook gepubliceerd op de website van de PI Alphen aan den Rijn.
Gelet op de specifieke doelstelling waarvoor de AIT in het leven is geroepen kan klager het standpunt van de directeur niet volgen. Nu klager geen voortgezet crimineel handelen wordt verweten, valt hij buiten de doelgroep van de AIT en is ten onrechte tot plaatsing op deze afdeling besloten. De beklagcommissie is dan ook op juiste gronden tot gegrondverklaring van de klacht is gekomen. Overigens heeft ook de beklagcommissie van de PI Krimpen aan den IJssel geoordeeld dat slechts gedetineerden op de AIT kunnen worden geplaatst ten aanzien waarvan door de directeur aannemelijk is gemaakt dat sprake is van voortgezet crimineel handelen in detentie, met een verwijzing naar de doelstelling van de AIT.
Tot slot kan klager de directeur niet volgen in zijn stellingname dat het criterium – kort gezegd – lidmaatschap van een criminele organisatie op klager van toepassing is. Anders dan door de directeur gesuggereerd, wordt klager namelijk niet verdacht van het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Hij is daarvoor ook niet veroordeeld.
Deze kwestie bevat een zaaksoverschrijdend element, omdat de vraag aan de orde is of het criterium van het voortgezet crimineel handelen in detentie beslissend is, of dat de directeur zoveel vrijheid heeft dat hij alle informatie tot zich kan nemen en op grond daarvan een gedetineerde op de AIT kan plaatsen. Hoewel de AIT een reguliere afdeling is, verblijft klager meer uren op cel en heeft hij minder vrijheden. Er zijn geen formele vereisten om een gedetineerde op een AIT te plaatsen, maar dat is gelet op de aard van de afdeling wel wenselijk. De RSJ heeft geadviseerd over een voorgenomen wetswijziging waarin de AIT in één adem wordt genoemd met de EBI. De AIT voelt als een EBI light. Het probleem bij de AIT is dat er geen criteria zijn die bepalen wanneer iemand in of uit kan stromen. Het is belangrijk dat daarover duidelijkheid bestaat. Toen klager in de PI Krimpen aan den IJssel werd geplaatst, lag er geen advies van de selectiefunctionaris om hem op de AIT te plaatsen. Het is ook mogelijk om een gedetineerde op een reguliere afdeling te plaatsen met GVM-maatregelen.
Beklag b.
De redenering van de directeur dat de beslissing van 5 augustus 2022 (uitsluiting promotie voor de duur van 6 weken) per direct in werking is getreden, met het gevolg dat de (eerdere) beslissing van 21 juli 2022 (uitsluiting promotie voor de duur van 12 weken) is komen te vervallen op 5 augustus 2022, kan klager niet overtuigen en is in strijd met een uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 29 november 2022, 22/30569/SGA) en de mondelinge uitspraak van de beklagcommissie van de PI Sittard. Eerst na afloop van een periode waarin klager is uitgesloten van promotie, dient een herbeoordeling plaats te vinden.
3. De beoordeling
Beklag a.
De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie een te nauw criterium heeft aangelegd met haar overweging dat het doel van het intensieve toezicht op de AIT is om te voorkomen dat gedetineerden door gaan met criminele activiteiten tijdens hun detentie. De AIT is een reguliere afdeling binnen de gevangenis en kleinschaliger dan andere, reguliere afdelingen. De AIT maakt het mogelijk om risicovolle gedetineerden intensief te kunnen monitoren. Daarbij ligt de nadruk op het bewaren van de orde en veiligheid in de inrichting. Het is bedoeld voor gedetineerden die intensief toezicht nodig hebben. De vraag wanneer een gedetineerde intensief toezicht nodig heeft, is ter beoordeling van de directeur.
De directeur bepaalt op grond van artikel 16, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) immers de wijze van onderbrenging van de gedetineerden die overeenkomstig artikel 15 van de Pbw zijn geplaatst in de inrichting of afdeling met het beheer waarvan hij belast is. Hoewel het geven van een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 58 eerste lid, van de Pbw bij een interne overplaatsing niet verplicht is, acht de beroepscommissie dit overigens wel wenselijk, gelet op de aard van een plaatsing op de AIT. Dit dient ertoe dat de motivering voor een gedetineerde afdoende inzichtelijk wordt.
De directeur heeft acht geslagen op de informatie van het GRIP, waaruit op dat moment bleek van een risico op ontvluchting en/of bevrijding en een risico op liquidatie of bedreiging in detentie. Vanwege die risico’s vond de directeur het onverantwoord om klager op een grote afdeling te plaatsen en wilde hij klager plaatsen op een kleinschaligere afdeling waar intensief toezicht plaatsvindt om de risico’s te minimaliseren. De directeur heeft een individuele belangenafweging gemaakt en zijn beslissing aan klager mondeling meegedeeld.
Hoewel volgens de mededeling van de directeur na een nieuwe bespreking in het OO het criterium van het risico op ontvluchting niet meer van toepassing is, is de beroepscommissie van oordeel dat de informatie waarop de directeur zijn beslissing baseerde, in samenhang met zijn nadere toelichting, de plaatsing van klager op de AIT kan dragen. De directeur kon en mocht bij zijn beslissing uitgaan van de informatie van het GRIP.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en beklag a. alsnog ongegrond verklaren.
Beklag b.
Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklag b. kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Klager is op 21 juli 2022, op 5 augustus 2022 en op 26 oktober 2022 voor een periode van 13 weken respectievelijk 6 weken en nog eens 6 weken uitgesloten van promotie. In RSJ 31 oktober 2022, 21/23740/GA, heeft de beroepscommissie overwogen dat een dergelijke handelwijze niet past bij de bedoeling van de Regeling. De beroepscommissie overweegt daartoe dat het niet in de rede ligt om binnen een lopende periode opnieuw een beslissing te nemen tot uitsluiting van promotie en dat pas na afloop van een eerdere beslissing tot uitsluiting sprake is van een nieuw beoordelingsmoment.
Dat de beslissing van 21 juli 2022 zou zijn vervallen – zoals in de nadere reactie van de directeur wordt gesteld –, is niet gebleken en doet daaraan niet af. In dat geval had immers al op 16 september 2022 een nieuwe beslissing genomen moeten worden. De beslissing van 26 oktober 2022, waartegen het beklag is gericht, is dus ofwel te vroeg ofwel te laat genomen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklag b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.
Deze uitspraak is op 17 april 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. C. Fetter, voorzitter, mr. L.C.P. Goossens en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter