Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28702/GA, 5 juni 2023, beroep
Uitspraakdatum:05-06-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/28702/GA

               

Betreft [Klager]

Datum 5 juni 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij niet heeft kunnen bellen tijdens en één dag na de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf op de eigen cel.

 

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel heeft op 27 juli 2022 het beklag ongegrond verklaard (IJ-2022-611). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

 

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager is ten onrechte niet ontvangen in zijn beklag. Het betreft wel degelijk een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beklagrechter had het beklag gegrond moeten verklaren, nu er is gehandeld in strijd met de Pbw en/of hogere wet- en/of regelgeving en/of de directeur zijn zorgplicht heeft geschonden.

 

Klager heeft een telefoon op zijn eigen cel. Het niet mogen bellen tijdens de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf op de eigen cel is onredelijk. Klager heeft hierdoor zijn familie een dag niet kunnen bereiken, naast de drie dagen van de disciplinaire straf. Voorts had er een extra belmoment moeten worden aangeboden als compensatie voor de gemiste dag. Verzocht wordt om toekenning van een tegemoetkoming van €12,50.

 

Standpunt van de directeur

De directeur persisteert bij zijn verweer in beklag en sluit voor het overige aan bij de uitspraak van de beklagrechter.

 

3. De beoordeling

Afsluiten telefoon gedurende disciplinaire straf

Uit het klaagschrift blijkt dat klager ook beklag heeft ingesteld tegen de omstandigheid dat de telefoon op zijn cel werd afgesloten gedurende de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf. De beklagrechter heeft hier niet op beslist. De beroepscommissie zal het beklag in zoverre om proceseconomische redenen als enige en hoogste instantie zelf alsnog inhoudelijk beoordelen.

 

Volgens de directeur luidt artikel 3.9.1. van de huisregels van de PI Krimpen aan den IJssel

– voor zover hier van belang – als volgt: “Voor personen die zich vanwege een disciplinaire straf of maatregel op cel of in de afzondering bevinden, geldt dat het telefoneren in overleg met het personeel dient te geschieden. In deze situatie heeft u ten minste eenmaal per week recht om gedurende maximaal 10 minuten één of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Tijdens een disciplinaire straf korter dan zeven dagen zult u niet kunnen bellen, omdat na afloop van deze dagen nog voldoende mogelijkheid binnen de zeven dagen zal bestaan.”

 

Klager beklaagt zich aldus over een algemene in de inrichting geldende regel. Daartegen staat geen beklag open, tenzij sprake is van strijd met hogere wet- of regelgeving of als de gedetineerde uitdrukkelijk heeft verzocht om voor hem een uitzondering te maken op de bestaande regel.

 

De beroepscommissie stelt voorop dat op grond van – voor zover hier van belang – het eerste lid van artikel 39 van de Pbw de gedetineerde, behoudens de overeenkomstig het tweede tot en met het vierde lid te stellen beperkingen, het recht heeft ten minste eenmaal per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen en met behulp van een daartoe aangewezen toestel gedurende tien minuten een of meer telefoongesprekken te voeren met personen buiten de inrichting. Op grond van artikel 39, vierde lid, van de Pbw wordt de gedetineerde in staat gesteld met de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde (geprivilegieerde) personen en instanties telefonisch contact te hebben, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie mag van de gedetineerde worden gevergd dat hij voldoende nauwkeurig aangeeft met wie en waarom hij telefonisch contact wenst, zodat de noodzaak van het verzoek in redelijkheid kan worden beoordeeld (zie ook RSJ 16 februari 2011, 10/2418/GA).

 

Niet is gebleken dat het afsluiten van de telefoon op klagers cel in dit geval strijd met wet- of regelgeving oplevert. Het is niet aannemelijk geworden dat klager overeenkomstig artikel 39 van de Pbw niet in staat is gesteld ten minste éénmaal in die week gedurende tien minuten een telefoongesprek te voeren met zijn familieleden – al dan niet door gebruik te maken van een gemeenschappelijke telefoon op de afdeling – nu aan klager een disciplinaire straf van drie dagen is opgelegd.

Uit de stukken komt daarnaast niet naar voren dat klager tijdens de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf heeft verzocht om telefonisch contact met (een van) de in artikel 37, eerste lid, van de Pbw genoemde geprivilegieerde personen en instanties.

 

Naar het oordeel van de beroepscommissie is geen sprake van strijd met hogere wet- of regelgeving en evenmin van de situatie dat klager uitdrukkelijk heeft verzocht om voor hem een uitzondering te maken op de bestaande regel. De beroepscommissie zal klager dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag voor zover dit ziet op het afsluiten van de telefoon op zijn cel gedurende de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf.

 

Afsluiten telefoon na afloop van disciplinaire straf

Uit de stukken volgt dat de directeur erkent dat de telefoon op klagers cel, in verband met afwezigheid van een personeelslid wegens tweede paasdag, per abuis een dag te lang is afgesloten. Gelet hierop had de beklagrechter het beklag gegrond dienen te verklaren. De beroepscommissie zal het beroep om die reden gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag in zoverre alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, nu klager door de directeur reeds is gecompenseerd met een extra belmoment. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat bovendien niet is gebleken dat klager de telefoon op de afdeling niet heeft kunnen of mogen gebruiken na afloop van de disciplinaire straf, toen de telefoon op zijn cel nog was afgesloten.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag ten aanzien van het niet kunnen telefoneren tijdens de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf op de eigen cel.

 

De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag ten aanzien van het afsluiten van de telefoon op klagers cel na afloop van de disciplinaire straf alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

 

Deze uitspraak is op 5 juni 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.B. Baumgarten en mr. M. Iedema, leden, bijgestaan door mr. Y.P. Schleijpen, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven