Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0037/TA, 14 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:14-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/37/TA

betreft: [klager] datum: 14 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPK Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 21 december 2007 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.P. Lettinga, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandeling.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet mogen deelnemen aan therapie, onderwijs en arbeid gedurende de periode dat aan klager afdelingsarrest is opgelegd.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van artikel 5.9.2 van de huisregels van de inrichting staat een weigering medewerking te verlenen aan een urinecontrole
gelijk aan een positieve uitslag op het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen. Na de positieve uitslag volgt de verpleegde in beginsel therapie en gaat gewoon naar de arbeid, tenzij het hoofd van de inrichting anders bepaalt. Het hoofd van de
inrichting betwist dat de bestreden beslissing disproportioneel is. Klager wordt veelvuldig in de inrichting in verband gebracht met handel in drugs. Gelet hierop is het noodzakelijk dat er op 27 juni 2007 een algehele urinecontrole plaatsvindt. Alle
verpleegden van de unit waar klager verblijft, hebben echter geweigerd mee te werken aan de urinecontrole. Op grond hiervan en vanwege vermoedens dat ook elders in de inrichting drugshandel plaatsvindt, wordt een onderzoek gestart naar mogelijke
drugsroutes. Op 28 juni 2007 voelt klager zich aangevallen en uit dreigende taal richting het hoofd behandeling. Een medepatiënt geeft aan dat hij drugs heeft gebruikt. Begin juli 2007 wordt het onderzoek afgerond zonder dat de verdenkingen richting
klager bewezen kunnen worden. Op 10 juli 2007 werkt klager mee aan een urinecontrole, waarna het afdelingsarrest wordt opgeheven.
De beslissing klager van activiteiten uit te sluiten, is gerechtvaardigd omdat klager werd verdacht van betrokkenheid bij drugshandel, in combinatie met een omvangrijk onderzoek naar mogelijke drugsroutes. In het belang van het onderzoek is besloten de
patiënten de mogelijkheid te ontnemen om tijdens dagactiviteiten informatie met elkaar uit te wisselen. De beslissing is tevens gerechtvaardigd vanwege de negatieve sfeer op de unit waar klager verblijft en de dreigende uitlatingen van klager richting
het hoofd behandeling.
De inrichting hecht zeer aan de veiligheid in de inrichting. Het hoofd van de inrichting dient geruchten over drugsgebruik en –handel serieus te nemen. Door de handel ontstaat er een systeem van illegaliteit. Er komen mensen onder druk te staan. In een
dergelijke situatie is onderzoek noodzakelijk, waarbij ook de bewegingsvrijheid van de patiënten moet kunnen worden beperkt.
Namens het hoofd van de inrichting is op een vraag van de beroepscommissie naar voren gebracht, dat de afwezigheid van de inrichting tijdens de zitting van de beklagcommissie evenals in andere zaken veroorzaakt door een interne communicatiestoornis, is
te betreuren.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft niet eerder kunnen kennisnemen van de door het hoofd van de inrichting ter zitting gegeven toelichting. De inrichting is ernstig
in gebreke gebleven door tijdens de beklagzitting niet te verschijnen. Men heeft het volledig laten afweten. Klager meent dat een gerucht geen aanleiding kan vormen voor een urinecontrole. Daarvoor is eerst nader onderzoek nodig. Hier komt bij dat
klager nooit is betrapt op het gebruik van of handel in drugs. In zo’n situatie zijn meer aanwijzingen nodig. Klager is niet in de gelegenheid gesteld een gesprek aan te gaan over de urinecontrole. Het hoofd behandeling was niet bevoegd om de bestreden
beslissing te nemen.
Klager meent dat het hoofd behandeling het gesprek met hem had moeten aangaan. Klager heeft de inrichting informatie gegeven over de drugs in de inrichting.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 24, eerste lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel in verband met de verlening van verlof, een verpleegde
verplichten
urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. Artikel 5.9.2 van de huisregels van de inrichting bepaalt dat een weigering van een patiënt medewerking te verlenen aan het urineonderzoek,
gelijkstaat aan een positieve uitslag op het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen. Artikel 5.9.6 van de huisregels bepaalt dat de patiënt die een positieve uitslag heeft op het onderzoek naar het gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen, in
beginsel als gebruikelijk therapie volgt en gewoon naar werk- en leermodulen gaat, tenzij het hoofd van de inrichting anders bepaalt.

Op 27 juni 2007 heeft het hoofd behandeling aan klager afdelingsarrest opgelegd zoals bedoeld in artikel 33 Bvt. De maatregel is opgelegd na de weigering van klager aan een urinecontrole mee te werken. Klagers stelling dat enkel het hoofd van de
inrichting bevoegd is aan klager afdelingsarrest op te leggen, kan niet slagen, nu gelet op artikel 7, vierde lid, Bvt het afdelingsarrest niet is aangewezen als een aan het hoofd van de inrichting voorbehouden beslissing. Bovendien is blijkens de
brief
van 21 februari 2006 van het waarnemend hoofd van de inrichting, het betreffende hoofd behandeling aangewezen als plaatsvervangend hoofd van de inrichting, zoals bedoeld in artikel 6, vierde lid, Bvt.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting ter zitting van de beroepscommissie komt naar voren dat in verband met (aanhoudende) geruchten over drugsgebruik en –handel, de inrichting een diepgaand onderzoek hiernaar wilde doen. Met een
dergelijk
onderzoek valt niet te verenigen dat klager deelneemt aan activiteiten. Bovendien heeft klager zich verdacht gemaakt omtrent het gebruik van drugs, door niet mee te werken aan een urinecontrole. De omstandigheid dat bij klager nimmer drugsgebruik is
geconstateerd, maakt het vorenstaande niet anders. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot het opleggen van afdelingsarrest niet onredelijk of onbillijk is. Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve
gegrond worden verklaard en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 14 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven