Nummer 22/27330/GV
Betreft [klager]
Datum 17 februari 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 3 mei 2022 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.
Klagers raadsman, mr. R.I. Kool, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om zijn bankpas opnieuw te activeren en om het contact met zijn partner te herstellen. De beroepscommissie heeft eerder geoordeeld dat de afwijzing van een dergelijk verzoek om de enkele reden dat dit – gelet op de eerst mogelijke datum voor deelname aan een penitentiair programma (PP) – te vroeg is, onvoldoende is (zie RSJ 25 oktober 2021, 21/22935/GV). In klagers geval staat niet ter discussie dat hij voor verlening van kortdurend re-integratieverlof in aanmerking komt. Daarnaast vormen zijn gedrag en eventuele risico’ s bij verlof geen contra-indicaties voor verlofverlening. Bovendien is het activeren van de bankpas opgenomen als actiepunt in klagers detentie- & re-integratieplan (D&R-plan).
Verlening van verlof omwille van activering van de bankpas is in deze fase van klagers detentie niet onredelijk. Het is onduidelijk of er zich in de toekomst omstandigheden voor zullen doen die activering van de bankpas onmogelijk zullen maken. Daarnaast kunnen er in de persoonlijke situatie van klagers familie tussentijds veranderingen plaatsvinden, waardoor gebruik van de bankpas door klagers partner noodzakelijk is.
Standpunt van verweerder
Verweerder heeft de bestreden beslissing en de onderliggende stukken toegestuurd, maar daarbij geen inhoudelijke reactie gegeven.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft verweerder meerdere keren verzocht om de stukken en een inhoudelijke reactie op het beroepschrift toe te sturen. In zaken zoals deze – waarin al een lange periode is verstreken, zonder dat het verweer is ontvangen – heeft de beroepscommissie vervolgens (eenmalig) verzocht om in ieder geval de stukken toe te sturen. De beroepscommissie stelt vast dat verweerder daarop de stukken heeft toegestuurd en daarbij niet inhoudelijk heeft gereageerd. In dit geval bevatten de stukken voldoende informatie om een uitspraak te kunnen doen op het beroep. Op basis daarvan overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager is sinds 5 augustus 2017 in Nederland gedetineerd. Hij ondergaat – na omzetting via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens handelen in strijd met de Opiumwet. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 3 april 2024.
De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan.
In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.
Het herstellen van contact met de partner
De beroepscommissie stelt voorop dat inzichtelijk dient te worden gemaakt op welke wijze het verzochte re-integratieverlof bijdraagt of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt mee dat zijn re-integratiedoelen concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn langs welke weg wordt beoogd het betreffende re-integratiedoel te bereiken. Het voorgaande is ook van betekenis voor de beoordeling van het eventuele beklag en/of beroep van de gedetineerde tegen de afwijzing van zijn verzoek om re-integratieverlof.
Het herstellen van contact met klagers partner is niet te herleiden tot een re-integratiedoel dat in klagers D&R-plan is vastgelegd. In het D&R-plan staat wel een doel op het gebied van klagers sociale netwerk, maar dit betreft klagers moeder. Klagers verzoek om verlof – voor zover het verzoek ziet op het contact met zijn partner – voldoet daarmee niet aan artikel 15 van de Regeling.
Het activeren van de bankpas
Kortdurend re-integratieverlof is primair bedoeld voor het regelen van praktische zaken om de terugkeer in de samenleving voor te bereiden, vooruitlopend op langdurend re-integratieverlof, deelname aan een PP en/of de (voorwaardelijke) invrijheidstelling. Hierbij geldt dat het verlenen van kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht. Tegen deze achtergrond mag van klager worden verlangd dat hij toelicht waarom zijn persoonlijke aanwezigheid buiten de inrichting in redelijkheid noodzakelijk is om zijn re-integratiedoel te doen slagen.
Het door klager aangedragen verlofdoel (het activeren van een bankpas) betreft een re-integratieactiviteit, die gericht is op het regelen van praktische zaken. In het dossier staat dat klager de bankpas lang niet meer heeft gebruikt, waardoor digitaal activeren geen optie meer is. De vrijhedencommissie heeft hierover op 3 mei 2022 evenwel negatief geadviseerd, omdat klager pas in april 2023 in aanmerking komt voor deelname aan een PP of plaatsing in een Beperkt Beveiligde Afdeling. Verweerder heeft conform dit advies beslist.
De beroepscommissie is eveneens van oordeel dat het activeren van een bankpas ten tijde van de bestreden beslissing nog niet noodzakelijk was, gelet op het stadium van klagers detentie op dat moment. Het beroep op de door klager aangehaalde uitspraak kan in dit verband niet slagen, omdat dat een andere situatie betreft.
Reeds gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter