Nummer: 08/640/GB
Betreft: [klager] datum: 10 juli 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H.W. Spoelstra, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 12 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Klager is op 28 mei 2008 door een lid van de Raad gehoord.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis voor beperkt gemeenschaps- geschikten (b.g.g.) Zoetermeer ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 7 april 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis/ISD Nieuw Vosseveld te Vught, een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap. Van daaruit is hij overgeplaatst naar de b.g.g. Zoetermeer, waar een regime van beperkte
gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Er is eenmaal per maand een kookmoment met de afdeling. De gedetineerden zitten dan in de recreatiezaal. Je kunt je aanmelden om het eten te maken. Het personeel eet de zelf bereide maaltijd mee.
Met de kerstdagen was er zo’n kookmoment, de eerste kerstdag werd er nasi gegeten en de tweede kerstdag chili. De tweede kerstdag zat klager al aan tafel, nog niet iedereen was er om te eten.
Na het eten werd er gelachen bij het cellenblok en ging het verhaal dat er sperma in het eten zat. Tegenover klager zat een gedetineerde aan wie klager voor de lol zei dat hij in het eten geplast had. Dagen daarna werd gezegd dat klagers naam genoemd
werd met betrekking tot het incident. Degene tegen wie klager de grap gemaakt had, zou het hebben doorgegeven. Later gaf deze gedetineerde ook nog aan dat hij zich bedreigd voelde omdat klager hem had aangesproken op wat hij had doorverteld. Vervolgens
moest iedereen twee dagen achter de deur en werd iedereen afzonderlijk gehoord. Klager heeft daarbij aangegeven al vier jaar op de afdeling te zitten en met niemand problemen te hebben. Klager wil ook geen problemen. Vierentwintig uur later werd klager
naar de landelijke afzonderingsafdeling overgebracht. In de stukken staat vermeld dat klager een geintje met het personeel heeft willen uithalen; dat is niet zo. Klager zat op dat moment twee weken voor zijn detentiefasering, waarom zou hij alles op
het
spel zetten?
Klagers raadsman geeft aan dat er sprake is van stoere detentiebabbels, welke er wel in hebben geresulteerd dat klager van een regime van algehele gemeenschap is overgeplaatst naar een inrichting voor beperkt gemeenschapsgeschikten, terwijl hij bijna
in
aanmerking kwam voor detentiefasering.
Het is opmerkelijk dat de verslagen niet bij de stukken zitten. Klager kan accepteren dat hij de stukken niet mag inzien, maar acht het voor een juiste beoordeling van de zaak noodzakelijk dat de beroepscommissie wel de beschikking heeft over deze
stukken.
De vraag is of er sprake is van geroddel of dat gedetineerden elkaar maar napraten, zonder te weten wat de waarheid is.
Indien er lichaamseigen stoffen in het eten hadden gezeten, hadden de gedetineerden en het personeel dat moeten kunnen ruiken.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager wordt niet langer geschikt geacht voor het verblijf in een regime van algehele gemeenschap, omdat hij lichaamseigen stoffen zou hebben toegevoegd aan het eten van het personeel. Zowel medegedetineerden als personeel hebben klager luid en
duidelijk op de afdeling horen zeggen dat er is gerotzooid met het eten en dat klager er lichaamseigen stoffen aan heeft toegevoegd. Er zijn verklaringen afgelegd bij de directie. Deze verklaringen zitten niet bij de stukken om problemen en/of
wraakacties te voorkomen. De selectiefunctionaris heeft wel kennis genomen van de verklaringen.
4. De beoordeling
4.1. De b.g.g. Zoetermeer is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele gemeenschap, tenzij hiervoor op grond van de persoonlijkheid en/of het gedrag van de betrokkene gewichtige
contra-indicaties bestaan. Uit de stukken zijn naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan moet worden aangenomen dat klager niet langer geschikt is voor een verblijf in een
gevangenis met een regime van algehele gemeenschap. De selectiefunctionaris mocht hierbij afgaan op de afgelegde verklaringen omtrent het toevoegen van lichaamseigen stoffen aan het eten. Gelet hierop is de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk en onbillijk. Het beroep is derhalve ongegrond.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 10 juli 2008
secretaris voorzitter