Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/27396/GM, 10 maart 2023, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/27396/GM
    
            
Betreft    [Klager]
Datum    10 maart 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Roermond (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat hij geen contra-indicatie krijgt voor plaatsing op een meerpersoonscel (MPC).

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, gehoord op de digitale zitting van 25 januari 2023. De inrichtingsarts heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Vanwege klagers vergrote prostaat, moet hij elke dag vijftien tot twintig keer per nacht opstaan om te plassen. Dit is niet alleen heel vervelend voor hem, maar ook voor zijn celgenoot.

Klager heeft voorts verschillende trauma’s opgelopen. In 2015 heeft een celgenoot zijn keel doorgesneden. Daarnaast is klagers beste vriend in zijn armen gestorven. Klager heeft hier veel last van en in de nacht komen deze beelden weer boven. Verder moet klager een lange straf uitzitten. Door de rechtbank is aan hem een levenslange straf opgelegd. Klager is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan. Het Openbaar Ministerie heeft in hoger beroep zesentwintig jaar geëist. Deze hoge strafeis en onzekerheid brengt voor klager veel stress mee. 

Er heeft een psychodiagnostisch onderzoek plaatsgevonden. Dit rapport is overhandigd aan de medische dienst en ook aan de beroepscommissie. De medische dienst heeft niets gedaan met dit uitgebreide rapport. In dit rapport is opgenomen dat er bij klager sprake is van ernstige psychische problematiek. Klager zit inmiddels wel tijdelijk alleen op een cel, maar heeft nog geen contra-indicatie voor een MPC. Klager heeft eerder op een MPC gezeten, maar dat ging niet goed. 

Standpunt van de inrichtingsarts
De inrichtingsarts heeft niet gereageerd op het beroep.


3. De beoordeling
Op de in artikel 11a, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Regeling) genoemde gronden kan de directeur van de inrichting besluiten dat een gedetineerde ongeschikt is te worden geplaatst in een MPC. De medische dienst en het PMO adviseren de directeur omtrent de medische en psychische gezondheidstoestand van de gedetineerde. 

De beroepscommissie zal op basis van het medisch dossier en wat ter zitting is besproken nagaan of de inrichtingsarts medisch zorgvuldig heeft gehandeld door klager geen contra-indicatie voor een MPC te verstrekken.

Klager en zijn raadsman hebben ter zitting inzicht gegeven in klagers psychische problematiek. Door de raadsman is een psychodiagnostisch onderzoek van klager overhandigd, waarin de onderzoeksresultaten van psychologisch onderzoek worden gerapporteerd. Gelet op dit rapport bestond er naar het oordeel van de beroepscommissie aanleiding om nader onderzoek te doen naar de geschiktheid van klager voor een MPC. Daarvan is niet gebleken. De beroepscommissie acht dit onzorgvuldig. 

De beroepscommissie overweegt verder het volgende. Door het hoofd zorg is aangevoerd dat een contra-indicatie voor een MPC enkel kan worden afgegeven in het geval er sprake is van een aanwezige psychose of een tbs-maatregel. Deze door het hoofd zorg genoemde – kennelijk limitatieve – opsomming volgt evenwel niet uit eerdergenoemd artikel 11a van de Regeling, zodat ook dit geen reden vormt geen nader onderzoek te verrichten (vgl. RSJ 24 oktober 2022, 22/26972/GM) dan wel op voorhand dient te leiden tot de conclusie dat het verzoek tot het verlenen van een contra-indicatie voor een MPC dient te worden afgewezen.

Gelet op het voorgaande moet het handelen van de inrichtingsarts worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €125,-.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €125,-. 


Deze uitspraak is op 10 maart 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven