Nummer 22/27593/GV
Betreft [klager]
Datum 17 februari 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 20 mei 2022 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.
Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. A.S. Sewgobind en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Kort nadat klager zichzelf had aangegeven, heeft hij gevraagd of hij nog een laatste groet mocht brengen aan zijn vrouw in het mortuarium. Het Openbaar Ministerie (OM) ging in eerste instantie akkoord, maar dit akkoord is later ingetrokken. Ook heeft klager nog twee keer een verlofaanvraag gedaan voor het bezoeken van het graf, maar ook deze verzoeken zijn afgewezen. Klager worstelt hier al vanaf het begin van zijn detentie mee en heeft hier mentaal veel last van. De psycholoog en de geestelijk verzorger hebben dit bevestigd.
Klager acht het van belang dat hij nog in de inrichting kan beginnen met zijn rouwproces. Nu de mogelijkheden in de inrichting niet toereikend zijn geweest, biedt het genieten van verlof nog een mogelijkheid te starten met het rouwproces. Op die manier kan klager na zijn detentie als een beter mens deelnemen aan de maatschappij.
Klager heeft wel degelijk zijn verantwoordelijkheid genomen ten aanzien van het gepleegde delict. Hij respecteert dat de nabestaanden er moeite mee hebben als hij vrijheden geniet. Wel is daarin een verandering zichtbaar, nu een van zijn kinderen, na zes jaar, voor het eerst op bezoek komt. De reclassering heeft aangegeven dat er tegemoetgekomen kan worden aan de wensen van de nabestaanden door klager een enkelband te laten dragen.
Standpunt van verweerder
Verweerder heeft de bestreden beslissing en de onderliggende stukken toegestuurd, maar daarbij geen inhoudelijke reactie gegeven.
3. De beoordeling
De beroepscommissie heeft verweerder meerdere keren verzocht om de stukken en een inhoudelijke reactie op het beroepschrift toe te sturen. In zaken zoals deze – waarin al een lange periode is verstreken, zonder dat het verweer is ontvangen – heeft de beroepscommissie vervolgens (eenmalig) verzocht om in ieder geval de stukken toe te sturen. De beroepscommissie stelt vast dat verweerder daarop de stukken heeft toegestuurd en daarbij niet inhoudelijk heeft gereageerd. In dit geval bevatten de stukken voldoende informatie om een uitspraak te kunnen doen op het beroep. Op basis daarvan overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager is sinds 22 september 2016 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van twaalf jaar met aftrek, wegens doodslag. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 19 september 2024.
De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het detentie- & re-integratieplan (D&R-plan). Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
- de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
- de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
- de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
- de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.
De bestreden beslissing
In de bestreden beslissing heeft verweerder toegelicht dat de negatieve beslissing is ingegeven door het ingewonnen advies van de vrijhedencommissie, dat verweerder heeft overgenomen. De vrijhedencommissie heeft negatief geadviseerd, omdat de aanvraag van klager eerder in het teken staat van een behandeldoel dan van een re-integratiedoel. Daarnaast heeft de vrijhedencommissie het niet verantwoord geacht om voor de begeleiding van klager bij een bezoek aan zijn woning (tevens de plaats van het delict waarvoor klager is veroordeeld) de geestelijk verzorger in te zetten. Het zou niet te voorspellen zijn op welke wijze klager eenmaal daar ter plaatse zal reageren en welke risico's dat vervolgens zal opleveren. De Dienst Vervoer & Ondersteuning kan voor een dergelijk verlof niet worden ingezet.
De overwegingen van de beroepscommissie
Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof, om zijn woning, tevens de plaats delict, te bezoeken. Hij hoopt op die manier zijn herinneringen aan het gepleegde delict terug te krijgen en te kunnen starten met de rouwverwerking.
De beroepscommissie stelt voorop dat bij een verzoek om kortdurend re-integratieverlof inzichtelijk moet worden gemaakt op welke wijze het kortdurend re-integratieverlof bijdraagt aan of in dienst staat van de re-integratiedoelen die in het D&R-plan van de betreffende gedetineerde zijn vastgelegd. Dit brengt met zich mee dat de re-integratiedoelen van de gedetineerde concreet moeten worden omschreven en dat duidelijk dient te zijn op welke manier wordt beoogd de betreffende re-integratiedoelen te bereiken.
Met verweerder is de beroepscommissie van oordeel het door klager verzochte kortdurend re-integratieverlof niet goed kan worden gekwalificeerd als een re-integratiedoel, maar eerder een doel is in het kader van zijn persoonlijke herstel en behandeling.
Ook kan zij verweerder volgen in diens stelling dat onvoldoende is onderbouwd in hoeverre en op welke manier dit verlof zal bijdragen aan de re-integratiedoelen die klager in zijn D&R-plan heeft opgenomen. De re-integratiedoelen uit klagers D&R-plan van 29 april 2022, onder andere ‘ik wil terug naar mijn huis’ en ‘ik wil mijn netwerk herstellen/onderhouden en rouwverwerking’, waaraan verschillende acties zijn gekoppeld, sluiten op zichzelf onvoldoende aan bij klagers verlofdoel.
Gelet op het voorgaande en op de belangen van de nabestaanden, zoals die volgen uit de adviezen van het OM, de politie en de reclassering, kan de bestreden beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 17 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. L.C.P. Goossens, leden, bijgestaan door mr. A. Back, secretaris.
secretaris voorzitter