Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31791/STA, 1 februari 2023, schorsing
Uitspraakdatum:01-02-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          23/31791/STA   

           

Betreft [verzoeker]

Datum 1 februari 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

Het hoofd van FPC Oostvaarderskliniek te Almere (hierna: de instelling) heeft op 26 januari 2023 aan verzoeker een afdelingsarrest opgelegd.

Verzoekers raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van het hoofd van de instelling op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

 

2. De standpunten

Standpunt van verzoeker

Op 20 januari 2023 is aan verzoeker een afdelingsarrest opgelegd, dat op 24 januari 2023 is opgeheven nadat camerabeelden zijn bestudeerd, verschillende getuigen zijn gehoord en er een herstelgesprek met de betrokken medepatiënt heeft plaatsgevonden. In de daaropvolgende dagen heeft verzoeker de desbetreffende medepatiënt gezien en gesproken en van enige escalatie was geen sprake. De orde en veiligheid was niet in het geding. Vervolgens is er op 26 januari 2023 wederom een afdelingsarrest aan verzoeker opgelegd, nadat men de camerabeelden nogmaals had bekeken. Volgens verzoeker is er in feite sprake van voortzetting van de eerder aan hem opgelegde maatregel van 20 januari 2023. De camerabeelden waren immers al bekeken en er kunnen geen nieuwe zaken op te zien zijn. Verzoeker is van mening dat het afdelingsarrest enkel is onderbroken om zo te bewerkstelligen dat hij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Verzoeker stelt tevens dat hij zo tweemaal wordt gestraft voor hetzelfde feit. Voorts is hij niet gehoord door het hoofd behandeling voordat de bestreden beslissing is genomen.

 

Standpunt van het hoofd van de instelling

Op 20 januari 2023 is aan verzoeker een afdelingsarrest opgelegd, vanwege een mogelijke bedreiging van een medepatiënt met een mes. In het belang van de orde en veiligheid in de instelling werd het noodzakelijk geacht daarnaar onderzoek in te stellen en verzoeker gedurende dat onderzoek een afdelingsarrest op te leggen. Er is onder meer gezocht naar een mogelijk wapen, te weten een mes, en de camerabeelden zijn bekeken. Verzoeker heeft gespreken gevoerd met zijn mentrix en zijn psycholoog over het incident. Vervolgens heeft er een herstelgesprek plaatsgevonden met de betrokken medepatiënt, waarop het behandelteam heeft besloten om het afdelingsarrest op 24 januari 2023 te beëindigen. Op 25 januari 2023 heeft een medepatiënt, die niet betrokken was bij het incident, melding gemaakt van het feit dat verzoeker tijdens het incident een scherp voorwerp zou hebben getrokken en dat dit scherpe voorwerp op de grond zou liggen. Daarop is besloten om de camerabeelden nogmaals te bekijken, waaruit gelet op de verklaring van deze medepatiënt een verontrustend beeld is ontstaan. Op de camerabeelden is te zien dat er een voorwerp op grond valt en verzoeker dit opraapt, waarna verschillende medepatiënten wegrennen. Gelet op de nieuwe signalen, de camerabeelden, de eerdere melding over een mogelijk wapen en de afwijkende verklaring van verzoeker werd het in het belang van de orde en veiligheid in de instelling noodzakelijk geacht om op 26 januari 2023 wederom een afdelingsarrest aan verzoeker op te leggen, zodat er nader onderzoek kan worden verricht naar de mogelijke aanwezigheid van een wapen in de instelling. Het is van belang dat verzoeker openheid van zaken geeft, daarvan is tot op heden nog geen sprake.  

 

3. De beoordeling

De voorzitter stelt vast dat aan verzoeker op 20 januari 2023 de maatregel van afdelingsarrest is opgelegd en dat die maatregel op 24 januari 2023 is opgeheven. Op 26 januari 2023 is opnieuw een afdelingsarrest aan verzoeker opgelegd, dat ten tijde van het verzoek nog geen zeven dagen heeft geduurd. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan verzoeker desondanks in zijn verzoek worden ontvangen, nu het tweede afdelingsarrest is opgelegd op basis van nieuwe informatie op grond waarvan gezegd kan worden dat als die informatie op 24 januari 2023 bekend was geweest de eerdere maatregel niet zou zijn opgeheven.

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van het hoofd van de instelling slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft het hoofd van de instelling de noodzaak van het opleggen en het tot heden voortduren van het afdelingsarrest voldoende toegelicht. De beslissing van het hoofd van de instelling kan daarom niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beslissing is evenmin in strijd met de wet genomen, nu anders dan verzoeker stelt de wet niet voorschrijft dat het hoofd behandeling de bestreden beslissing had moeten nemen. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.

 

4. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Deze uitspraak is op 1 februari 2023 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. G.J.M. Ankersmit, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven