Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30076/GV, 17 februari 2023, beroep
Uitspraakdatum:17-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/30076/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    17 februari 2023


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 oktober 2022 klagers verzoek om incidenteel verlof c.q. strafonderbreking afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertien jaar en vijf maanden met aftrek, wegens poging tot doodslag van zijn (ex-)partner en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie, waarvan de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) volledig is herroepen voor de duur van 1682 dagen. Op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties is de tenuitvoerlegging van de aan klager in Albanië opgelegde gevangenisstraf door de Nederlandse justitiële autoriteiten overgenomen. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 24 oktober 2026.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof c.q. strafonderbreking, omdat hij een zitting wilde bijwonen van het Hof van Beroep in Tirana (Albanië) op 25 oktober 2022 om 09:15 uur en, toen deze zitting werd verplaatst, op 24 november 2022 om 09:00 uur. Klager stelt dat zijn aanwezigheid daar noodzakelijk was, omdat hij zich in de rechtszaal wilde verdedigen en zijn onschuld wilde bewijzen. Hij stelt de rechtsbijstandskosten niet te kunnen betalen. Volgens klager is hij niet vluchtgevaarlijk en niet agressief.

In artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat incidenteel verlof kan worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Op grond van artikel 5 van de Regeling is het de gedetineerde niet toegestaan tijdens het incidenteel verlof Nederland te verlaten, tenzij hij zijn verlofadres redelijkerwijs alleen over buitenlands grondgebied kan bereiken. Voor klager staat daarom alleen de mogelijkheid van strafonderbreking open. In artikel 34 van de Regeling is bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is de noodzaak van klagers aanwezigheid bij de rechtszitting onvoldoende aangetoond. Uit het dossier, waaronder een in het Nederlands vertaald gedeelte van de zittingsuitnodiging, volgt dat klager op deze zitting wordt vertegenwoordigd door een advocaat. Dat dit niet het geval is of niet mogelijk zou zijn, zoals klager stelt, is niet onderbouwd en vindt geen steun in het dossier. 

Bovendien bestaat er een ernstig vermoeden dat klager zal proberen zich aan de detentie te onttrekken en is er sprake van gebleken onbetrouwbaarheid in het nakomen van afspraken. Dit vormt een forse contra-indicatie voor verlofverlening. Doordat klager tijdens zijn v.i.-periode zonder toestemming in Turkije verbleef, heeft hij zich onttrokken aan het toezicht van de reclassering. Hij heeft daarmee de aan de v.i. verbonden voorwaarden niet nageleefd. Om die reden heeft de rechtbank Overijssel zijn v.i. op 26 november 2021 volledig herroepen en is hij sinds 17 maart 2022 weer gedetineerd. Klager is het hier niet mee eens, maar niet is gebleken dat hij hiertegen in rechte is opgekomen. De directeur van de PI Heerhugowaard heeft vanwege deze situatie negatief geadviseerd over klagers verlofaanvraag.

Nu de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking ontbreekt en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en onder a. en d., van de Regeling, kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat klager, indien hij wil gebruikmaken van zijn aanwezigheidsrecht en hiervan geen afstand wil doen, hij daartoe een verzoek kan doen aan de Albanese autoriteiten die zouden kunnen bezien of – en zo ja, op welke manier – klager van zijn aanwezigheidsrecht gebruik zou kunnen maken (in overleg met de Nederlandse autoriteiten).

3. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 17 februari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven