Nummer: 08/646/GB
Betreft: [klager] datum: 30 juni 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen het vervallen verklaren van de beslissing van 24 januari 2008, inhoudende een overplaatsing naar zeer beperkt beveiligde inrichting(z.b.b.i.)/ISD Haaglanden, ongegrond
verklaard.
2. De feiten
Klager is sinds 14 oktober 2005 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis/ISD Zoetermeer. Vanuit deze inrichting was hij geselecteerd voor de z.b.b.i./ISD Haaglanden. Deze selectiebeslissing is bij beslissing van 20 februari 2008 vervallen verklaard.
Daarna is klager overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen. Vervolgens is klager op 15 mei 2008 teruggeplaatst naar de gevangenis/ISD Zoetermeer.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager mag niet naar de z.b.b.i. omdat zijn verblijfsvergunning is ingetrokken door de IND te Rotterdam. Op 1 november 2007 werd klager opgeroepen om te verschijnen bij de Vreemdelingendienst. Het verblijfsdocument regulier voor onbepaalde tijd zou
worden ingetrokken. Dat is ook gebeurd op 5 februari 2008. Klager is daartegen meteen in bezwaar gegaan. Klager is van mening dat door het bezwaar daartegen, de overplaatsing naar de z.b.b.i. kon doorgaan. De selectiefunctionaris had op de hoogte
moeten
zijn van het feit dat de IND op 1 november 2007 een proces tot ongewenstverklaring was gestart. Aan klager is echter fasering voorgehouden, terwijl dat helemaal niet mogelijk was. Klager heeft vervolgens aan de selectiefunctionaris verzocht om hem
niet
over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen, in afwachting van de voorlopige voorziening. Klager wil tot die tijd verblijven in de gevangenis/ISD Zoetermeer. Dit in verband met zijn bezoek. Klagers moeder is 80-100% arbeidsongeschikt verklaard en is
moeilijk ter been. Zij woont in Rotterdam en kan klager bezoeken in Zoetermeer. Klager zit in Veenhuizen en de reistijd is langer dan drie uur. Klager heeft een brief van zijn moeder verstrekt, met diverse verklaringen. Tevens is een artikel over
celcapaciteit en een brief van de Vreemdelingendienst bijgevoegd. Klager verwijst voorts naar artikel 59, vierde lid, van de Vreemdelingenwet, artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing en naar rechtsoverweging 4.4. van een
uitspraak
van de beroepscommissie met nummer 07/3383/GB.
In een aanvulling deelt klager mee dat hij op 15 mei 2008 is overgeplaatst naar de gevangenis/ISD Zoetermeer. Klager is vreemdeling en hij is hieromtrent in een procedure verwikkeld. Het staat niet vast of hij wordt uitgezet. Aan de hand van
subjectieve
criteria moet een individuele afweging worden gemaakt om te bepalen of klager geschikt is om in een beperkt beveiligde inrichting te verblijven. Klager voldoet aan alle criteria en voldoet aan die eisen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Naar aanleiding van de adviezen van de inrichting en de reclassering is klager op 24 januari 2008 geselecteerd voor een zogenaamd gestapeld detentietraject (z.b.b.i./p.p.). Zijn plaatsingsdatum was vanaf 20 februari 2008. Op 20 februari 2008 ontving de
selectiefunctionaris bericht dat klager op 5 februari 2008 ongewenst is verklaard. De uitvoering van de selectie naar de z.b.b.i. is geannuleerd door klager op dezelfde dag te herselecteren voor de inrichting waar hij toen verbleef. Klager is in
bezwaar
tegen zijn ongewenstverklaring, maar dat heeft geen schorsende werking voor wat betreft zijn verblijfsstatus. Voor plaatsing in een z.b.b.i. komen niet in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na detentie zullen worden uitgezet
of uitgeleverd (regeling RSPOG hoofdstuk II, artikel 2, 2a). Klager is een procedure gestart om toekenning van een voorlopige voorziening. Die voorziening is nog niet afgegeven en de status van klager blijft ongewijzigd. Klager is dus uitzetbaar.
Klagers verzoek om in afwachting van de voorlopige voorzieningprocedure in de gevangenis/ISD Zoetermeer te verblijven heeft de selectiefunctionaris niet tijdig bereikt. Klager is op 26 februari 2008 geselecteerd voor de gevangenis Veenhuizen. Tegen
deze
beslissing kan hij bezwaar indienen.
4. De beoordeling
4.1. Klager verblijft sinds 15 mei 2008 opnieuw in de gevangenis/ISD Zoetermeer. Deze gevangenis is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan
in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau worden geplaatst. Nu klager op grond van het feit dat hij op 7 februari 2008 een voorlopige voorziening heeft gekregen, overgeplaatst is naar de gevangenis/ISD
Zoetermeer, is hetgeen hij heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden niet (meer) van belang.
4.2. De Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) bevat onder meer criteria waaraan gedetineerden moeten voldoen om voor plaatsing in een inrichting of afdeling als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van
de
Pbw in aanmerking te komen. Op grond van artikel 3, derde lid onder a, van die Regeling komen niet voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na de detentie zullen worden
uitgezet of uitgeleverd. In de toelichting op dit artikel staat dat de toekenning van regimair verlof zich niet zou verdragen met het feit dat betrokkene na zijn detentie niet langer in Nederland mag verblijven. Ook indien de gedetineerde nog in een
procedure is verwikkeld en derhalve nog niet vaststaat of betrokkene zal worden uitgezet of uitgeleverd, dient aan de hand van de subjectieve criteria een individuele afweging gemaakt te worden over de vraag of betrokkene geschikt is om in een beperkt
beveiligde inrichting met een regime van algehele gemeenschap te verblijven. Het verwikkeld zijn in de hiervoor genoemde procedure kan aanleiding zijn betrokkene niet in een dergelijke inrichting te plaatsen.
4.3. Uit de stukken is gebleken dat klager bij besluit van 5 februari 2008 ongewenst is verklaard. Op het tegen die beslissing ingediende bezwaar is nog niet beslist. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris – gelet op
klagers verblijfsstatus – in redelijkheid kunnen oordelen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een (zeer) beperkt beveiligingsniveau. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 juni 2008
secretaris voorzitter