Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/29370/GA, 26 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/29370/GA    

           

Betreft [klager]

Datum 26 januari 2023

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft op 12 september 2022 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsvrouw, mr. S.R. van Laar, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing. De beroepscommissie heeft vóór de geplande zitting van 25 november 2022 het bericht ontvangen dat klager voor die dag in vrijheid zal zijn gesteld en zal verblijven bij de Verslavingszorg te Groningen, waardoor het onwaarschijnlijk is dat hij ter zitting zal verschijnen. Vanwege praktische bezwaren met betrekking tot het verzoek om klager digitaal te horen heeft de beroepscommissie met instemming van de raadsvrouw alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen. Op 24 november 2022 is een nadere schriftelijke reactie van de raadsvrouw ontvangen. Op 5 december 2022 is een schriftelijke reactie van de directeur ontvangen. Daarna is door de raadsvrouw nog een schriftelijke reactie toegezonden op 14 december 2022 en door de directeur op 19 december 2022.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Er is niet voldaan aan het gestelde onder artikel 22, eerste lid, onder sub a en b, van de Penitentiaire maatregel (Pm). Er is immers onvoldoende gemotiveerd waarom er niet voor kan worden gekozen om een minder bezwarend middel aan te wenden. Klager meent dat dit er is, maar dat niet is bezien of dit tot de mogelijkheden behoort. Temeer nu hij er zelf de voorkeur aan heeft gegeven om de medicatie zelf te beheren. Artikel 22, tweede lid, van de Pm schrijft voor dat het deel van het geneeskundig behandelingsplan waarover geen overeenstemming kan worden bereikt met de gedetineerde dan wel diens curator of mentor, slechts wordt vastgesteld door een psychiater nadat een multidisciplinair overleg heeft plaatsgehad waaraan in ieder geval een psychiater, een arts, een psycholoog en een verpleegkundige hebben deelgenomen. Uit de beslissing van 12 september 2022 volgt niet dat een dergelijk overleg heeft plaatsgevonden. Daarbij blijkt onvoldoende dat zijn psychische gesteldheid en/of het nemen van medicatie met klager is besproken in het bijzijn van een tolk. Klager is de Nederlandse taal onvoldoende machtig en dit kan zorgen voor misverstanden.

Tevens is voorbij gegaan aan hetgeen artikel 22e, eerste tot en met derde lid, van de Pm voorschrijft, nu niet is gebleken dat de directeur de voorzitter van de Commissie van Toezicht, de curator en de mentor uiterlijk drie dagen voor het nemen van de voorgenomen beslissing tot a-dwangbehandeling in kennis heeft gesteld, dan wel onverwijld een mededeling aan de maandcommissaris heeft gedaan dan wel melding is gedaan aan de Minister voor Rechtsbescherming, de Commissie van Toezicht en de inspecteur. De beslissing is niet zorgvuldig genomen en onvoldoende gemotiveerd.

In aanvulling daarop is namens klager aangevoerd dat hij onvoldoende is gehoord over de a-dwangbehandeling en dat meerdere malen eraan voorbij is gegaan om met hem te spreken met behulp van een tolk. Uit de stukken blijkt onvoldoende dat zijn psychische gesteldheid en/of het nemen van medicatie met klager is besproken in het bijzijn van een tolk.

Klager voelt zich gesterkt door hetgeen in de stukken naar voren komt, onder verwijzing naar tekstgedeelten in het dossier, waarin onder meer melding wordt gemaakt van een taalbarrière. Het standpunt van de directeur dat er gebruik is gemaakt van een tolk bij de gesprekken met klager is achteraf onvoldoende. Dit temeer omdat dit niet is beschreven in de rapportages die ten grondslag liggen aan de beslissing. Er is slechts eenmaal genoteerd dat gebruik is gemaakt van een tolkentelefoon. Dat vervolgens wordt gesteld dat altijd iemand aanwezig is geweest tijdens de gesprekken met klager om voor hem te vertalen, is onvoldoende onderbouwd en blijkt niet uit het beschikbaar gesteld dossier.

 

Standpunt van de directeur

Klager verblijft sinds 16 augustus 2022 in het PPC. Voorafgaand aan plaatsing in het PPC verbleef klager in een regulier regime in PI Vught vanaf 15 april 2022. Klager is binnen het regulier regime overgeplaatst naar de Extra Zorgvoorziening (EZV) op 9 juli 2022. Dit betreft een interne differentiatie. Aanleiding was het feit dat klager geautomutileerd had.

Op 2 augustus 2022 bleek dat klager stemmen hoorde die via de radio dingen aan hem vertellen. Op 3 augustus 2022 hoorde klager stemmen vanuit zijn buik. Op 9 augustus 2022 verbleef klager voornamelijk op cel waarbij hij voor lange tijd bewegingsloos naar de muur staarde. Tevens liet klager diezelfde dag vreemd gedrag zien en wilde hij niet meer op cel. De psycholoog is bij deze gedragingen in gesprek gegaan met klager. Het gedrag van 9 augustus 2022 was reden om hem beter te monitoren. De psycholoog heeft het advies gegeven om klager in de afzondering te plaatsen onder cameratoezicht. Dit advies is door de directeur overgenomen. In de afzondering wilde klager in de middag niet ingesloten worden vanwege gas op zijn cel. Er is gezien de gedragingen van klager een aanvraag voor overplaatsing naar het PPC ingediend.

Vervolgens was er op 11 augustus 2022 geen contact met klager te krijgen en kwam hij bang en achterdochtig over. Op 12 augustus 2022 heeft de psychiater klager gezien en gesproken met behulp van de tolkentelefoon. Op 15 augustus 2022 heeft klager een alarmsituatie veroorzaakt doordat hij na de persoonlijke verzorging bij het sluiten van de celdeur deze celdeur open wist te krijgen door bij het sluiten zijn arm er doorheen te steken en daarbij alle kracht gebruikte om de deur te openen voordat het personeel deze kon sluiten. Hierbij kwam klager zodanig dreigend over bij het personeel dat alarm is gemaakt. Het personeel heeft fysiek in moeten grijpen en klager met gepast geweld in zijn cel geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming en namens hem de selectiefunctionaris heeft bij besluit van 10 augustus 2022 plaatsing binnen een PPC geïndiceerd. Op 16 augustus 2022 is klager in het PPC te Vught geplaatst.

Op 16 augustus 2022 is een advies van de behandelend psychiater afgegeven ten aanzien van een geneeskundige behandeling op grond van artikel 32 van de Pbw vanwege ernstige verwardheid en het bij hoge buitentemperaturen nauwelijks innemen van voedsel en vocht. Dit advies is door de directeur overgenomen. In het advies van de psychiater a-dwangbehandeling wordt beschreven dat sinds de start van de geneeskundige behandeling op grond van artikel 32 van de Pbw een verbeterd beeld wordt gezien bij klager. Echter, klager heeft geen ziektebesef en –inzicht.

 

Op 7 september 2022 heeft de directeur het voorgenomen besluit tot a-dwangbehandeling aan klager voorgelegd. Hierop is meer dan 72 uur gewacht, waarna op 12 september 2022 het definitieve besluit tot a-dwangbehandeling is genomen voor de duur van drie maanden. Klager is hierbij gehoord op grond van artikel 57 van de Pbw.

Van het voorgenomen besluit zijn de raadsvrouw en de Commissie van Toezicht in kennis gesteld, te weten op 9 september 2022. Op 12 september 2022 is het definitieve besluit genomen ten aanzien van de a-dwangbehandeling. Hierna is wederom 72 uur gewacht alvorens er gestart wordt met de a-dwangbehandeling. Dit vanwege het feit dat klager nog rechtsmiddelen kan inzetten. Ook van het definitieve besluit zijn de raadsvrouw en de Commissie van Toezicht in kennis gesteld, te weten op 13 september 2022. De Commissie van Toezicht heeft klager op 14 september 2022 bezocht en hiervan een verslag opgemaakt. Tevens is er een melding bijzonder voorval opgemaakt. Er wordt niet eerder gestart met de a-dwangbehandeling dan nadat de schorsingsvoorzitter uitspraak heeft gedaan inzake het schorsingsverzoek. 

Bij klager is dwangmedicatie noodzakelijk vanwege het volgende (dreigende) gevaar, dat in relatie staat met klagers stoornis. Klager was voorafgaand aan de toepassing van artikel 32 van de Pbw angstig en dacht dat men hem wilde vermoorden door zijn eten en drinken te vergiftigen. Dit was de reden dat hij geen voedsel en vocht meer tot zich nam. Het risico bestaat dat klager wederom voedsel en vocht gaat weigeren in te nemen.

Deze weigering komt voort uit de psychotische stoornis van klager. Wanneer aan klager uitgelegd wordt dat de vermindering van de psychotische kenmerken komt door de behandeling met medicatie (op grond van artikel 32 van de Pbw), lijkt klager bereid te zijn tot vrijwillige inname van medicatie. Echter, klager verandert al snel weer van mening. Het risico dat klager zijn medicatie niet vrijwillig zal innemen is reëel. De a-dwangbehandeling is proportioneel om bovengenoemd gevaar weg te nemen.

Er is getracht om klager vrijwillig medicatie in te laten nemen. Een individueel programma of afzondering zijn geen adequate alternatieven voor het behandelen van een psychotische stoornis. Van anti-psychotische medicatie valt in algemene zin te verwachten dat deze effectief is bij de behandeling van psychotische toestandsbeelden en de hieruit voortvloeiende gevaren. Zoals reeds eerder vermeld is er al wel een verbetering te zien sinds de start van de dwangbehandeling op grond van artikel 32 van de Pbw. Echter, klager heeft geen ziektebesef en geen ziekte-inzicht waarmee het risico nadrukkelijk aanwezig is dat klager zijn medicatie zal weigeren en hij terugvalt in een psychotisch toestandsbeeld. Hierdoor is het voorspelbaar dat hij opnieuw de overtuiging krijgt dat iedereen hem wil vermoorden door middel van vergiftiging en hij wederom voedsel- en vochtinname zal weigeren. Ook zal er opnieuw risico ontstaan dat klager zich vanuit zijn psychische stoornis agressief zal uiten naar derden.

In de beoordelingen van de behandelende psychiater en de onafhankelijke psychiater die minstens gedurende een jaar niet bij de behandeling is betrokken, is voldoende duidelijk gemaakt dat klager een ernstige psychiatrische stoornis heeft waar het genoemde gevaar uit voortkomt en dat er een causaal verband bestaat tussen gevaar en stoornis. In deze beoordeling zijn de proportionaliteit, de subsidiariteit en de doelmatigheid opgenomen. Op grond van die adviezen heeft de directeur een individuele belangenafweging gemaakt en is hij van mening dat zijn besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.

In een aanvullende schriftelijke reactie heeft de directeur het volgende vermeld.

Tijdens het verblijf op unit 4, in de PPC Vught, is klager meegenomen in de procedure van de dwangbehandeling in zijn eigen taal. Klager werd voornamelijk gesproken door behandelaren met tussenkomst van een Arabisch sprekende ZBIW-er van de unit, die klager ook als vertrouwenspersoon zag. Tevens is er gebruik gemaakt van de tolkentelefoon waarbij de taal Tygrina werd geselecteerd om inhoudelijke gesprekken te voeren, om zo inhoudelijk de juiste informatie te verkrijgen over wat er bij klager speelde of rondom lopende zaken. Het was bij het personeel duidelijk dat klager het niet eens was met de dwangbehandeling. Hij is hierover dan ook uitvoerig geïnformeerd en hem zijn de te volgen stappen uitgelegd rondom een schorsingsverzoek via zijn advocaat, en gestimuleerd om dit te doen. Dit is dan ook gebeurd, waarbij ook de afwijzing van het schorsingsverzoek is besproken met tussenkomst van de Arabisch sprekende collega.

 

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen. Voor de inhoud van de verstrekte informatie verwijst de beroepscommissie naar het reeds beschreven standpunt van de directeur.

 

Bij klager is sprake van een psychotisch toestandsbeeld, vooralsnog het best te kaderen binnen een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis. 

 

De noodzaak van de a-dwangbehandeling en de proportionaliteit hiervan blijkt uit het volgende.

Vanuit het psychotisch toestandsbeeld was klager niet te sturen in contact en zijn gedragingen en heeft hij meerdere malen getracht de isoleercel te ontvluchten op het moment dat de celdeur geopend werd, waarbij ook geweld werd gebruikt. Daarnaast was vanuit zijn psychotische belevingen de vocht en voedingsinname van klager op zijn minst summier te noemen. Klager dronk weinig en at niet, bij een hoge buitentemperatuur. Deze feiten leiden tot gevaar voor zijn lichamelijke gezondheid (onder andere uitdroging), en tot gevaar van agressie jegens hemzelf (met geweld terugplaatsen in cel daar hij niet te instrueren is). Er is geen sprake van ziektebesef en –inzicht wat maakt dat vrijwillige medicatie inname niet waarschijnlijk is. De maatregel is proportioneel omdat deze dient om het gevaar, voortkomend uit de psychische stoornis, af te wenden.

Ten aanzien van de subsidiariteit kan gesteld worden dat gelet op de aard van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis er geen alternatieven beschikbaar zijn voor de noodzakelijke medicamenteuze behandeling. Verblijf op een individueel programma of in afzondering zijn geen adequate alternatieven. Van de medicatie mag verwacht worden dat deze bijdraagt aan het in ernst doen verminderen van de symptomen van de aan het gevaar ten grondslag liggende stoornis. Sinds het starten van de artikel 32-behandeling is er een forse verbetering van het beeld opgetreden en is het gevaar naar de achtergrond verdwenen. Het niet verder voortzetten van de medicamenteuze behandeling verhoogt het risico op decompensatie, met daarbij terugkeer van de psychotische kenmerken en daarmee het gevaar.

Voor zover namens klager wordt gesteld dat de taalproblemen zodanig waren en klager onvoldoende in een begrijpelijke taal is geïnformeerd, waardoor niet tot een

a-dwangbehandeling kon worden besloten, volgt de beroepscommissie dit niet, gelet op de (nadere) toelichting van de directeur. Op basis daarvan acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat er voldoende aan is gedaan om de procedure a-dwangbehandeling aan klager begrijpelijk over te brengen. Hetgeen overigens door de raadsvrouw in beroep is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel dan hierna vermeld.

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat er bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 26 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.R. Sonneveldt, voorzitter,
dr. T. Jambroes en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven