Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1330/GV, 3 juli 2008, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1330/GV

betreft: [klager] datum: 3 juli 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 mei 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager kan het emotioneel niet aan dat hij niet op een goede en rustige manier afscheid kan nemen van zijn moeder.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om twee weken strafonderbreking om het rouwverwerkingsproces in verband met het verlies van zijn moeder af te kunnen sluiten. Dit verzoek is afgewezen
omdat klager al in de gelegenheid is gesteld vóór het overlijden van zijn moeder haar nog een bezoek te brengen en daarnaast bij de begrafenis aanwezig te zijn. Aan de afwijzing ligt verder ten grondslag dat klager tijdens het incidentele verlof voor
de
begrafenis drugs heeft gebruikt. Omdat klager toch baat zou hebben bij een bezoek aan het graf, is aangegeven dat dit bezoek onder begeleiding van een hulpverlener mogelijk is. Klager heeft echter aangegeven niet onder begeleiding een bezoek te willen
afleggen. Daarmee heeft klager zelf het rouwverwerkingsproces verstoord. Ook heeft klager door zijn drugsgebruik een plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) tijdelijk onmogelijk gemaakt. Aan klager is de mogelijkheid geboden te starten
met rouwverwerking. Verder is klager telefonisch medegedeeld dat een plaatsing in een b.b.i. begin juli gerealiseerd kan worden. Het is aan klager zelf alsnog akkoord te gaan met begeleid verlof en daarnaast een plaatsing in een b.b.i. mogelijk te
maken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis De Marwei heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft eveneens een positief advies gegeven.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek, wegens oplichting. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 3 juli 2008. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 200 dagen te ondergaan op
grond van de Wet Terwee en 1 dag gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager
heeft verzocht om twee weken strafonderbreking in verband met het rouwverwerkingsproces na het overlijden van zijn moeder. Aan klager is eerder verlof verleend voor een bezoek aan zijn moeder en het bijwonen van haar begrafenis. Het aanbod van de
Staatssecretaris om onder begeleiding van een hulpverlener een bezoek aan het graf te brengen, is door klager afgewezen. Verder komt uit het verweerschrift van de Staatssecretaris naar voren dat klager begin juli 2008 geplaatst zal worden in een b.b.i.
met regimaire verlofmogelijkheden. Tegen de achtergrond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 3 juli 2008

secretaris voorzitter

Naar boven