Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 23/31561/SGA, 24 januari 2023, schorsing
Uitspraakdatum:24-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          23/31561/SGA    

           

Betreft [verzoeker]

Datum 24 januari 2023

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van

[verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft beslist verzoeker uit te sluiten van het bijwonen van de wekelijkse moskeedienst.

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk R2023-035).

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat verzoeker – anders dan de directeur stelt – kan worden ontvangen in zijn schorsingsverzoek. Uit het onderliggende klaagschrift begrijpt de voorzitter dat het beklag (tevens) ziet op de herhaalde afwijzingen van verzoekers verzoeken om de beslissing tot uitsluiting van het bijwonen van de moskeedienst te herzien en dat zijn meest recente verzoek vorige week (in week 2) is gedaan. Gelet daarop acht de voorzitter het onderliggende klaagschrift – voorlopig oordelend – tijdig ingediend.

Bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur bestaat slechts ruimte voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

 

De voorzitter overweegt daartoe als volgt.

Uit de stukken blijkt onweersproken dat de directeur op 2 november 2022 heeft beslist dat verzoeker de wekelijkse moskeedienst niet mag bijwonen en dat dit bij verzoekers binnenkomst in de inrichting aan hem is medegedeeld. Daarnaast blijkt onweersproken dat de voornoemde beslissing geen toezichtmaatregel betreft in het kader van verzoekers status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM). De directeur stelt met de imam te hebben afgesproken dat deze persoonlijk naar verzoeker toe zal gaan, indien er behoefte is aan het bijwonen van het vrijdagsgebed. Volgens de directeur is verzoeker hiermee akkoord gegaan. Nu verzoeker kennelijk wel de moskeedienst wenst bij te wonen en hij derhalve wordt beperkt in het recht zijn godsdienst vrij te belijden en te beleven dient hiervoor een wettelijke grondslag te zijn.  In artikel 41, derde lid, onder c., van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) is bepaald dat gedetineerden in de gelegenheid worden gesteld godsdienstige bijeenkomsten van hun keuze die in de inrichting worden gehouden bij te wonen. In het voornoemde artikel wordt verwezen naar artikel 23 van de Pbw, waarin de uitsluiting van deelname aan activiteiten is geregeld. Een dergelijke beslissing tot uitsluiting van deelname aan activiteiten mag op grond van het tweede lid van dat artikel ten hoogste twee weken duren, met de mogelijkheid tot verlenging. Daarnaast moet de beslissing op grond van artikel 58, eerste lid, in verbinding met artikel 57, eerste lid, onder b., van de Pbw op schrift worden gesteld en onverwijld aan de gedetineerde worden uitgereikt.

Verzoeker wordt op grond van de bestreden beslissing al bijna vier maanden uitgesloten van het bijwonen van de moskeedienst zonder dat die beslissing op schrift is gesteld. Gelet daarop en op het bovenstaande acht de voorzitter de bestreden beslissing voorlopig oordelend in strijd met de wet. De voorzitter zal het verzoek daarom toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

Deze uitspraak is op 24 januari 2023 gedaan door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven