Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6129/GA, 3 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          R-20/6129/GA 

           

Betreft [klager]

Datum 3 januari 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen een speciale celinspectie en visitatie.

De beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Dordrecht heeft op 7 februari 2020 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PD-2019-000766). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en de directeur van de PI Dordrecht (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De celinspectie is niet door het Intern Bijstands Team (IBT) uitgevoerd, maar door personeel van de Binnenkomst Afdeling Delinquenten. Het IBT was op die dag niet aanwezig in de inrichting voor de speciale controle op contrabande et cetera.

 

Standpunt van de directeur

Het maakt feitelijk niet uit wie de speciale celinspectie uitvoert. De concrete reden voor de klacht lag immers bij klager in het gegeven dat de inspectie zonder opgave van reden was uitgevoerd, dat klager werd gevisiteerd en dat er uiteindelijk niets is gevonden.

Klager is niet anders behandeld dan elke andere gedetineerde bij wie een speciale celinspectie wordt uitgevoerd. Er is bij klager niets aangetroffen en hij is dan ook niet gesanctioneerd. Ook heeft hij geen negatieve gevolgen ondervonden van de speciale celinspectie.

 

3. De beoordeling

De celinspectie en de visitatie zijn beklagwaardige beslissingen van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter dan ook vernietigen, klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag en om proceseconomische redenen het beklag als enige en hoogste instantie inhoudelijk afdoen.

Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd om de verblijfsruimte van een gedetineerde te onderzoeken op de aanwezigheid van voorwerpen die niet in zijn bezit mogen zijn. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd om een gedetineerde, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam te onderzoeken.

Uit de stukken volgt dat op 27 november 2019 in het kader van de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting op meerdere cellen een speciale celinspectie is uitgevoerd, waaronder klagers cel, vanwege signalen dat er op meerdere cellen contrabande aanwezig zou zijn. De directeur heeft aangegeven dat de celinspectie vooraf is aangekondigd. Er bestaat geen wettelijke verplichting op grond waarvan klager (op voorhand) in kennis had moeten worden gesteld van de reden voor de celinspectie of visitatie. De beroepscommissie overweegt daarbij nog wel dat het voor de hand had gelegen dat de reden  voor die celinspectie en de visitatie, desgevraagd, nader was toegelicht (vgl. RSJ 29 juni 2004, 04/0757/GA). Het is niet vereist dat een speciale celinspectie wordt uitgevoerd door het IBT.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de beslissing van de directeur niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beklag daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 3 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. F. Sieders, leden, bijgestaan door mr. A. Laagland, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven