Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/31127/SGA, 30 december 2022, schorsing
Uitspraakdatum:30-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

 

 

Nummer          22/31127/SGA    

           

Betreft [verzoeker]

Datum 30 december 2022

 

 

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

 

1. De procedure

De directeur van de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft – zo begrijpt de voorzitter – beslist verzoeker gedurende zes weken uit te sluiten van promotie naar het plusprogramma.

De voorzitter begrijpt dat verzoekers raadsman, mr. H. Külcü, namens verzoeker om schorsing vraagt van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (beklagkenmerk IJ-2022-001869) en van de nadere toelichting van verzoekers raadsman van 28 december 2022.

 

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat verzoeker tijdens een spitactie in de recreatiezaal is geplaatst samen met een aantal medegedetineerden. Het personeel hoorde veel herrie uit de recreatiezaal komen en zag dat het licht in de zaal uit werd gedaan en dat de deur werd gebarricadeerd met een biljarttafel en een vuilcontainer. Ook zijn pakken melk tegen de ruit gegooid, is een ruit en de televisie kapot gemaakt en zijn dreigende teksten op de muur geschreven. De directeur stelt dat de gedetineerden meerdere keren zijn verzocht hiermee te stoppen en mee te werken, maar dat alle gedetineerden, onder wie verzoeker, de instructies van het personeel niet hebben opgevolgd.

De voorzitter overweegt, voorlopig oordelend, als volgt.

De directeur besluit op grond van artikel 1d, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) over promotie en degradatie van gedetineerden. Het vijfde lid van die bepaling schrijft voor dat altijd een besluit tot degradatie volgt indien een gedetineerde ontoelaatbaar gedrag zoals beschreven in bijlage 1 en bijlage 2 bij de Regeling laat zien.

Uit de stukken komt naar voren dat verzoeker op grond van artikel 1d, vijfde lid, van de Regeling voor de duur van zes weken is uitgesloten van promotie naar het plusprogramma vanwege fysiek agressief gedrag en/of de ernstige bedreiging van het personeel of een medegedetineerde. Dit gedrag is in bijlage 1 van de Regeling aangemerkt als ‘ontoelaatbaar’ en leidt volgens die bijlage tot directe degradatie. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is uit de stukken echter onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoeker zich fysiek agressief heeft gedragen of het personeel of een medegedetineerde ernstig heeft bedreigd, zodat op voorhand (ook) niet is gebleken dat verzoeker ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond op grond waarvan de directeur kon beslissen tot directe degradatie (zonder daaraan een kenbare belangenafweging ten grondslag te leggen). Voor zover volgens de directeur sprake is van opruiing en/of het niet opvolgen van instructies van het personeel, geldt dat de directeur dit gedrag als ‘ongewenst’ had kunnen aanmerken en een belangenafweging had kunnen maken waarin hij dit gedrag afzet tegen het positieve gedrag van verzoeker (de onderdelen waarop zijn gedrag ‘gewenst’ is) en alle relevante aspecten van verzoekers gedrag meeneemt. Dat heeft hij echter niet gedaan. 

Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

 

 

Deze uitspraak is op 30 december 2022 gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven