Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/30992/GV, 19 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:19-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/30992/GV    

           

Betreft [klager]

Datum 19 december 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 19 december 2022 klaagsters verzoek om incidenteel verlof toegewezen, voor diezelfde dag tot 22:00 uur.

Klaagsters raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze beslissing, voor zover klaagster daarmee niet in de gelegenheid wordt gesteld om zich pas in de ochtend van 20 december 2022 te melden in de inrichting.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klaagster

Klaagster heeft verlof aangevraagd om de begrafenis van haar broer in Suriname digitaal, in samenzijn met haar familie in Nederland, bij te wonen. Door het tijdsverschil tussen Suriname en Nederland zal de ceremonie tot laat in de nacht voortduren, als het gaat om de Nederlandse tijd. Daarom wil klaagster graag pas in de ochtend van 20 december 2022 terugkeren naar de inrichting. De inrichting heeft daarover positief geadviseerd. Het verzoek is op dat punt echter afgewezen.

Met inachtneming van artikel 21, vierde lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan in dit geval niet worden volstaan met incidenteel verlof voor één dag.

 

Standpunt van verweerder

Op grond van artikel 21, vierde lid, van de Regeling begint en eindigt incidenteel verlof op dezelfde dag. Indien de benodigde reistijd dat niet toelaat, eindigt het in ieder geval op de daarop volgende dag. Klaagster heeft verlof gekregen tot 22:00 uur. Gelet op het toegestuurde programma in Suriname en het tijdsverschil, kan klaagster de uitvaart bijna of zelfs helemaal bijwonen. De uitzondering in de Regelging ziet slechts op de reistijd. De omstandigheid dat klaagster niet op tijd kan terugreizen vanaf haar verlofadres naar de inrichting doet zich niet voor. De mogelijkheid om voor het bijwonen van de begrafenis in Nederland strafonderbreking te verlenen is ook besproken, maar daar heeft klaagster van afgezien, omdat de datum van haar deelname aan een penitentiair programma (PP) (nu gepland op 27 december 2022) daardoor zou verschuiven.

3. De beoordeling

Klaagster is sinds 2 maart 2021 (in Nederland) gedetineerd. Zij ondergaat – na omzetting via de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) – een gevangenisstraf van 1278 dagen met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Daarnaast dient zij nog twee gevangenisstraffen van in totaal 44 maanden met aftrek te ondergaan. De einddatum van klaagsters detentie is momenteel bepaald op 25 december 2023.

In dit beroep staat alleen ter discussie of klaagster verlof tot morgenochtend, 20 december 2022 om 10:00 uur, zou kunnen/moeten worden verleend. Verweerder heeft het verzochte verlof immers toegekend tot vanavond, 19 december 2022 om 22:00 uur.

De beroepscommissie interpreteert artikel 21, vierde lid, van de Regeling, net als verweerder, op die manier dat alleen eventuele reistijd een uitzondering mogelijk maakt op het uitgangspunt dat incidenteel verlof begint en eindigt op dezelfde dag. Wanneer om andere redenen niet met verlof voor de duur van één dag kan worden volstaan, is strafonderbreking aangewezen (op grond van artikel 34 van de Regeling). Die interpretatie vindt ook steun in de toelichting bij artikel 21 van de Regeling (Stcrt. 1998, nr. 247). Uit de stukken volgt overigens dat die optie is besproken, maar dat klaagster hiervan om haar moverende redenen heeft afgezien. Die redenen zijn begrijpelijk, maar doen niet af aan de (beperkte) wettelijke mogelijkheid voor het verlenen van incidenteel verlof.

Nu het incidenteel verlof op dezelfde dag dient te eindigen als waarop het is aangevangen en in klaagsters geval geen sprake is van reistijd die een uitzondering daarop kan rechtvaardigen, is de bestreden beslissing – voor zover in beroep aan de orde – juist. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 19 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter,
F. van Dekken en mr. A. Pahladsingh, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven