Nummer 22/30035/GB
Betreft [klager]
Datum 16 december 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 september 2022 beslist klager over te plaatsen naar de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 18 oktober 2022 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsman, mr. E. van de Pol, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager wilde naar de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein en heeft nooit het JC Zaanstad als tweede keuze gehad. Hem werd verplicht om akkoord te gaan met overplaatsing naar het JC Zaanstad ‘als tweede optie’. Dit werd als voldongen feit gepresenteerd. In de initiële beslissing is niet ingegaan op klagers voorkeur voor de PI Nieuwegein. Klager wil daar nog steeds naartoe worden overgeplaatst. De aantekening van de casemanager van 12 augustus 2022 is onjuist. Dat is ook naar de casemanager gecommuniceerd.
Klager heeft tot op heden geen bezoek van zijn moeder kunnen ontvangen. Dit vormt een inbreuk op het recht op family life.
Standpunt van verweerder
Verweerder verwijst naar de inhoud van de bestreden beslissing.
Verweerder heeft geen selectieadvies ontvangen van de PI Alphen aan den Rijn met betrekking tot het overplaatsingsverzoek van 5 augustus 2022. Klager heeft aan de casemanager aangegeven geen horizontale overplaatsing aan te vragen. Klager is overgeplaatst naar het JC Zaanstad, omdat zijn verblijf in het arrestantenregime de maximale duur zou overschrijden. Uit het selectieadvies volgt een voorkeur voor de PI Nieuwegein en het JC Zaanstad. Klager kon op dat moment het snelst geplaatst worden in het JC Zaanstad. Daarom is geen rekening gehouden met klagers eerste voorkeur.
Gelet op de einddatum van klagers detentie heeft het geen zin meer om klager op een wachtlijst voor de PI Nieuwegein te plaatsen. Uit het beroepschrift wordt niet duidelijk dat klagers moeder/familie niet tot reizen in staat zou zijn. Voor de reiskosten kan de familie wellicht bijzondere bijstand bij de gemeente aanvragen.
3. De beoordeling
Klager verbleef in (het arrestantenregime) van de gevangenis van de PI Alphen te Alphen aan den Rijn. Op 5 oktober 2022 is hij overgeplaatst naar (een reguliere afdeling in) de gevangenis van het JC Zaanstad, omdat zijn verblijf in het arrestantenregime de maximale duur zou overschrijden en in het JC Zaanstad sneller plaats was dan in de PI Nieuwegein.
Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als in dat arrondissement geen gevangenis is aangewezen of als daar geen plaats beschikbaar is, dan wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Gedetineerden die in het plusprogramma verblijven krijgen voorrang.
Op klagers registratiekaart staat geen vestigingsadres, maar uit de stukken volgt dat hij afkomstig is uit Amersfoort en dat zijn bezoek ook uit die omgeving komt. De beroepscommissie gaat er daarom van uit dat het arrondissement Midden-Nederland als vestigingsadres moet worden gezien. De PI Nieuwegein bevindt zich in dat arrondissement, het JC Zaanstad bevindt zich in een aanpalend arrondissement.
Het kan in het midden blijven of klager nu wel of niet het JC Zaanstad als tweede voorkeur had opgegeven. In bezwaar heeft klager immers in elk geval duidelijk gemaakt dat hij (alsnog) naar de PI Nieuwegein wilde worden overgeplaatst en de beroepscommissie toetst de beslissing op bezwaar. Bovendien staat vast dat de PI Nieuwegein klagers eerste voorkeur was én verdient een plaatsing daar ook op grond van de Regeling de voorkeur.
In beroep heeft verweerder evenwel duidelijk gemaakt dat in de PI Nieuwegein niet snel genoeg plaats beschikbaar was voor klager die (zo snel mogelijk) uit het arrestantenregime moest worden geplaatst. Daarom moest worden afgeweken van klagers voorkeur. Het JC Zaanstad ligt, als gezegd, in een aanpalend arrondissement en ook feitelijk niet heel ver van Amersfoort. De keuze voor die inrichting komt dus niet onredelijk voor. Verder is van belang dat klager onvoldoende heeft toegelicht waarom het voor zijn familie bezwaarlijk is om hem te bezoeken in het JC Zaanstad. De beroepscommissie kan klager op zich wel volgen als het gaat om de reistijd en de reiskosten, maar de financiële situatie van zijn bezoek is niet onderbouwd en over hun beschikbare tijd is eveneens niets bekend. Klagers strafrestant is bovendien beperkt (tot 26 december 2022), zodat de extra tijd, geld en moeite voor het bezoek enigszins beperkt blijft. Van schending van klagers recht op family life is dan ook niet gebleken.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat zij geen aanknopingspunten ziet om het arrestantenregime als ‘externe bestemming’ te beschouwen. Dat betekent dat de directeur van de PI Alphen klager, zonder een selectieadvies bij verweerder in te dienen, op een reguliere afdeling in de gevangenis van de PI Alphen had kunnen plaatsen. Dat was kennelijk echter niet wat klager beoogde, dus dit maakt voor deze zaak geen verschil.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. C. Fetter en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter