Nummer 22/30761/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 13 december 2022
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de situatie dat slechts tien gedetineerden per afdeling de moskeedienst op vrijdagmiddag mogen bijwonen, omdat de aanwezige groep anders te groot is.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de directeur) op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (beklagkenmerk G2022-1096).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is daarvan sprake.
De voorzitter heeft 30 gelijkluidende schorsingsverzoeken van gedetineerden uit de PI Sittard ontvangen. In de schorsingsverzoeken staat dat iedereen recht heeft op geestelijke verzorging en dat het probleem al meer dan een jaar speelt. De directie komt met een oplossing waardoor een groot deel van de gedetineerden in hun recht op geestelijke verzorging wordt geschonden. Er zijn andere opties die eerder door de gedetineerden zijn benoemd.
Uit de schriftelijke reactie van de directeur komt naar voren dat meer gedetineerden (78) de moskeedienst willen bijwonen dan er plek is (40). Vanwege het dagprogramma en de brandveiligheid kunnen niet alle gedetineerden die zich hebben opgegeven aanwezig zijn. De dag en het tijdstip van de moskeedienst is om godsdienstige redenen vastgesteld op vrijdag tussen 13:00 uur en 14:00 uur. Er is voor gekozen om per afdeling tien gedetineerden te laten gaan. Gedetineerden worden niet beperkt in het belijden van hun geloof, nu zij ook een verzoekbriefje kunnen invullen voor een gesprek met de imam. Die mogelijkheid blijft bestaan.
Ontvankelijkheid beklag
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde klagen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is in dit geval sprake van een voor alle gedetineerden geldende algemene regel, waartegen in beginsel geen beklag mogelijk is. Dit is slechts anders als deze algemene regel in strijd is met hogere wet- en regelgeving. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is daarvan in dit geval sprake.
Op grond van artikel 41 van de Pbw heeft de gedetineerde het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven. De directeur dient op grond van het tweede en derde lid van dat artikel ervoor zorg te dragen dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging beschikbaar is, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerde en dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten in de inrichting bij te wonen. Het recht op het bijwonen van een moskeedienst vormt een onderdeel van het individueel rechtens afdwingbare recht op godsdienstvrijheid zoals neergelegd in onder meer artikel 6 van de Grondwet en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Gelet op het tweede lid van artikel 9 van het EVRM moeten beperkingen van dit recht – kort gezegd – wettelijk zijn voorzien, noodzakelijk zijn in een democratische samenleving en tevens in dat artikellid vermelde belangen dienen (vergelijk voor het bijwonen van een kerkdienst RSJ 18 september 2006, 06/1598/GA).
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter vormen redenen van organisatorische aard een beperking van verzoekers godsdienstvrijheid, die bovendien niet van tijdelijke aard lijken te zijn. Het is de voorzitter niet gebleken dat door de directeur andere opties zijn onderzocht en aangeboden. Daarbij merkt de voorzitter op dat het aan de directeur is om te zoeken naar andere opties en niet aan de gedetineerden. Het middels een verzoekbriefje in gesprek kunnen met de imam is onvoldoende compensatie of alternatief voor de beoogde inperking van het recht een moskeedienst bij te wonen en dusdoende het eigen geloof te belijden. Nu de voorzitter op voorhand niet is gebleken van een geoorloofde beperking van verzoekers recht tot het vrij belijden en beleven van zijn geloof – en de algemene regel zodoende op voorhand strijdig wordt geacht met dit recht – zal het verzoek worden toegewezen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden algemene regel met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 13 december 2022 gedaan door mr. L.C.P. Goossens, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter