Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25797/TA, 6 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:06-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/25797/TA

 

Betreft [Klager]

Datum 6 december 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

 

[Klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen de onvolledige beloning van zijn dagbesteding.

De beklagcommissie bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 2 februari 2022 het beklag ongegrond verklaard (PN 2021/044). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. A.M.J. Joris, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 4 mei 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager
Klager heeft recht op een vergoeding van (in totaal) €2.112,-. Deze vergoeding ziet op de onterechte vermindering van blokken dagbesteding als gevolg van een onrechtmatige separatie (de beroepscommissie begrijpt: afzondering) van klager en zijn daaropvolgende overplaatsing naar een andere afdeling. De beroepscommissie heeft bij uitspraak van 25 januari 2022 – RSJ R-20/8206/TA – geoordeeld dat de voortzetting van de afzonderingsmaatregel onrechtmatig is geweest, zodat klager ten onrechte niet alle blokken dagbesteding heeft gekregen en als gevolg daarvan onvoldoende is gecompenseerd. De afspraken die volgens de instelling zijn gemaakt omtrent de nabetaling zijn bovendien niet (schriftelijk) vastgelegd, zodat de grondslag van de nabetaling onduidelijk is.

Standpunt van het hoofd van de instelling
Het hoofd van de instelling heeft toegezegd nader te zullen kijken naar de vergoeding voor dagbesteding als de aan klager opgelegde separatiemaatregel (de beroepscommissie begrijpt: afzonderingsmaatregel) onterecht zou blijken, hetgeen het geval is. Een en ander is nog niet afgehandeld. Wel is er een berekening gemaakt die neerkomt op een vergoeding van €2,75 keer het aantal uren dagbesteding – veertien – in de periode van 5 tot en met 16 juni 2020 (de periode waarin de separatiemaatregel (de beroepscommissie begrijpt: afzonderingsmaatregel) ten onrechte heeft voortgeduurd). Er dient aldus nog een bedrag van €38,50 aan klager te worden nabetaald.

 

3. De beoordeling

De beroepscommissie heeft in RSJ 25 januari 2022, R-20/8206/TA, ten aanzien van een op 3 juni 2020 aan klager opgelegde afzonderingsmaatregel geoordeeld dat er geen grondslag meer bestond voor het laten voortduren van die afzonderingsmaatregel na
5 juni 2020. De afzonderingsmaatregel is op 16 juni 2020 beëindigd. Klager heeft aldus gedurende een periode van elf dagen ten onrechte geen dagbesteding kunnen verrichten. Het hoofd van de instelling erkent dit en heeft toegezegd klager te zullen compenseren voor de dagbesteding die hij gedurende voormelde periode ten onrechte niet heeft kunnen verrichten.

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren voor zover dat ziet op de onvolledige beloning van klagers dagbesteding gedurende de periode dat hij ten onrechte in afzondering heeft verbleven, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Klager komt in dat verband – indien en voor zover het hoofd van de instelling klager nog niet reeds heeft gecompenseerd – een tegemoetkoming toe en de beroepscommissie stelt de hoogte daarvan vast op €38,50. De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.  

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover dat ziet op de periode dat klager geen dagbesteding heeft kunnen verrichten omdat hij ten onrechte in afzondering verbleef, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €38,50.

Voor het overige verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

 

Deze uitspraak is op 6 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.H. van den Hombergh, voorzitter,
mr. drs. F.M.J. Bruggeman en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven