Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/28675/GB, 7 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:07-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          22/28675/GB

 

Betreft [klager]

Datum 7 december 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van

[klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar het huis van bewaring (HVB) van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 26 juli 2022 afgewezen.

Klagers raadsman, mr. G.V. van der Bom, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager
Het betreft niet het eerste verzoek tot overplaatsing van klager. Hij zat aanvankelijk in de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel gedetineerd en had om een overplaatsing naar een inrichting in het noorden van Nederland verzocht, omdat hij vreesde voor zijn veiligheid wegens dreigementen. Klager vermoedt dat de dreigementen voortkomen uit de loyaliteitshoek van het slachtoffer van het delict waarvoor klager preventief gehecht is. Hij voelt zich ook in de PI Alphen te Alphen aan den Rijn niet op zijn gemak. Er zijn veel mensen uit de regio Rotterdam gedetineerd. Alhoewel de PI Alphen iets noordelijker ligt dan de PI Krimpen aan den IJssel, is dit niet wat klager destijds bedoelde met zijn verzoek.

Daarbij komt dat klagers partner over beperkte financiële middelen beschikt, waardoor het voor haar vrijwel onmogelijk is om de heen- en terugreis van Groningen naar Alphen aan den Rijn te financieren. Daarnaast heeft zij suikerziekte en moet zij om die reden meerdere keren per dag insuline injecteren.

Het selectieadvies vanuit de inrichting is positief, maar verweerder legt dit advies zonder motivering naast zich neer, hetgeen de bestreden beslissing onbegrijpelijk maakt.

Standpunt van verweerder
Met betrekking tot de medische beperkingen van klagers partner, is op 2 september 2022 een advies bij de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (hierna: de medisch adviseur) opgevraagd. De medisch adviseur acht overplaatsing op medische gronden niet geïndiceerd.

Het niet beschikken over financiële middelen is geen grond voor een overplaatsing. Voor de reiskosten naar de PI Alphen kan klagers partner wellicht een bijzondere bijstand aanvragen bij de gemeente.

Voor zover klager aangeeft dat hij gevaar loopt wanneer hij in dezelfde regio gedetineerd blijft, geldt het volgende. Het Bureau Inlichtingen en Veiligheid (BIV) heeft aangegeven dat er momenteel niets bekend is over klagers veiligheid. Mocht klager zich onveilig voelen, dan moet hij zich zo snel mogelijk bij zijn casemanager melden en de namen noemen van de mensen waar het om gaat. Zijn casemanager kan dan de nodige maatregelen treffen.

Klager kan na de veroordeling in eerste aanleg zijn voorkeur kenbaar maken voor een plaatsing in de gevangenis van de locatie Esserheem.

 

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in het HVB van de PI Alphen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar het HVB van de locatie Esserheem, omdat hij zich niet veilig voelt in de PI Alphen en omdat zijn partner hem (makkelijker) kan bezoeken in de locatie Esserheem.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager wordt vervolgd in het arrondissement Rotterdam. Hij is geplaatst in de PI Alphen, in het arrondissement Den Haag. Dit is niet het arrondissement van vervolging, maar wel (veel) dichterbij gelegen dan de locatie Esserheem, waar klager naar overgeplaatst wil worden.

Er is bij het BIV niets bekend over een dreiging ten aanzien van klager. Bovendien volgt uit het selectieadvies dat het contact tussen klager en medegedetineerden goed verloopt. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat verweerder ervan uit mag gaan dat klagers veiligheid in de PI Alphen op dit moment voldoende gewaarborgd kan worden.

Voor wat betreft de bezoekproblematiek van klagers partner geldt het volgende. Uit het selectieadvies blijkt dat klager al twee jaar een vriendin heeft. Hij heeft bezoek zonder toezicht aangevraagd en het blijkt niet dat hij verstoken is van bezoek. Uit het advies van de medisch adviseur volgt dat uit de informatie van de huisarts, de informatie van klager en uit de bezoekerslijst niet blijkt dat klagers partner in mobiliteit beperkt is. De medisch adviseur acht een overplaatsing op medische gronden dan ook niet geïndiceerd.

Voor wat betreft de reiskosten, volgt uit het selectieadvies dat klagers partner €40,- aan weekgeld zou ontvangen van haar budgetbeheerder en dat het ingezette spaargeld nu nagenoeg op is. Klager heeft echter nagelaten om dit met stukken te onderbouwen. Zo zou klagers partner bijvoorbeeld een afschrift van de overboeking van haar budgetbeheerder kunnen aanleveren. Bovendien zou klagers partner zich tot haar budgetbeheer kunnen wenden voor het maken van andere afspraken over haar weekgeld. Als klagers partner uiteindelijk inderdaad over (te) weinig financiële middelen beschikt, zou zij bijzondere bijstand bij de gemeente Groningen kunnen aanvragen voor de reiskosten. Het is niet duidelijk of zij dit al heeft verzocht en wat daarvan de uitkomst was.

Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat een overplaatsing naar het HVB van de locatie Esserheem het ontvangen van bezoek vergemakkelijkt, is dit – gelet op het voorgaande – onvoldoende zwaarwegend om te kunnen oordelen dat verweerder klagers verzoek had moeten toewijzen.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 7 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. M.F.A. van Pelt, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.

 

secretaris        voorzitter

Naar boven