Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25968/GM, 19 september 2022, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/25968/GM
    
            
Betreft    [klager]
Datum    19 september 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
Klager heeft, voor zover in beroep aan de orde, beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich over 
(a)    het niet verstrekken van de voorgeschreven medicatie en 
(b)    het uitblijven van adequate medische zorg.

De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.

De beroepscommissie heeft klager en zijn raadsman mr. R. Frijns gehoord op de digitale zitting van 28 juni 2022.
De inrichtingsarts is niet op de zitting verschenen. 
De heer [...], tandarts en lid van de RSJ, was als toehoorder aanwezig. 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ter zitting heeft de raadsman toegelicht dat de voorgeschreven antibiotica te laat aan klager zijn verstrekt. De inrichtingsarts heeft dat toegegeven en daarvoor excuses gemaakt. Klager vindt dat niet voldoende, gelet op de ernst en de gevolgen. Er zijn complicaties opgetreden en hij is nog niet klachtenvrij. 

De tweede klacht betreft de wondverzorging. Klager moest zijn wond zelf verzorgen. De raadsman heeft een foto van de wond, die volgens zijn mededeling op 11 januari 2022 is gemaakt, toegezonden. Het is een ernstige verwonding met alle pijnklachten van dien. In het weekend was er geen medisch personeel voor klager aanwezig om zijn wond te verzorgen en piw-ers wagen zich daar niet aan, wat te lezen valt in het medisch dossier bij 8 januari 2022. In de aantekeningen bij 30 december 2021 staat dat de wond pijnlijk is en dat er Betadine zalf en een verbandje op moeten. Klager is door de plek van de wond niet goed in staat de wondzorg zelf uit te voeren, maar hij moest het toch zelf doen. Dat is aan te merken als nalatig en niet adequaat handelen van de medische dienst in de zin van artikel 71f, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Verzocht wordt deze klachten gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. 

Klager heeft daaraan toegevoegd dat hij de wond om de dag moest spoelen en verzorgen en  twee weekenden en een paar keer op andere dagen in de week zelf de wond moest verzorgen. Eén dag vond de wondverzorging pas aan het eind van de middag plaats, waardoor hij de hele dag met een open wond heeft rondgelopen. De wond is ontstoken geraakt. De antibiotica kreeg hij pas na het weekend op maandag. Klager heeft ter zitting de wond op de achterkant van zijn rechterenkel getoond. Inmiddels is afgesproken dat klager één aanspreekpunt bij de medische dienst heeft. Personeel van de medische dienst had tegen klager gezegd dat hij zijn been moest belasten, in tegenstelling tot wat de chirurg had geadviseerd na de operatie. Dat heeft hij gedaan waardoor zijn enkel is ingezakt. Klager zal nog een operatie moeten ondergaan. 

Standpunt van de inrichtingsarts
De inrichtingsarts heeft volstaan met toezending van het medisch dossier. 

3. De beoordeling
a.
Klager is op 8 december 2021 aan zijn rechterenkel geopereerd. Op 6 januari 2022 is klager naar de wondpoli geweest en heeft de chirurg antibiotica voorschreven. Klager heeft de voorgeschreven antibiotica pas na het weekend op maandag 10 januari 2022 gekregen. In het medisch dossier valt te lezen dat de inrichtingsarts hiervoor excuses heeft gemaakt. Deze medicatie had vóór het weekend geleverd moeten worden. Klager heeft in zijn klacht ook  onweersproken aangevoerd dat hij de voorgeschreven pijnmedicatie niet (tijdig) heeft ontvangen. 

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat de verstrekking van antibiotica en pijnmedicatie niet tijdig heeft plaatsgevonden en dat klager een aantal dagen zonder de aan hem voorgeschreven medicatie heeft gezeten. 

Het handelen van de inrichtingsarts moet daarom worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep ten aanzien van dit onderdeel gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €25,-

b. 
Klager moest de wond om de dag spoelen en verzorgen. In het medisch dossier is te lezen dat klager in het weekend van 8 januari 2022 om hulp heeft gevraagd bij de wondverzorging, maar de medische dienst heeft het toen aan de dienstdoende piw-er overgelaten, die dat weigerde. Ook in het weekend daarvóór is de wondverzorging aan klager overgelaten. Klager heeft aangegeven dat hij dat niet zonder hulp kon. Er was sprake van slecht wondherstel en de wond was op een gegeven moment ontstoken. 

De beroepscommissie is van oordeel dat het bij een dergelijke gecompliceerde wond aan de achterkant van het been op de weg van de medische dienst had gelegen om meer regie te houden over de wondzorg en dat onder deze omstandigheden niet ermee kon worden volstaan de wondverzorging over te laten aan alleen klager en een piw-er. Het aan klager geven van middelen om zelf zijn wond te verzorgen was niet toereikend, nu er duidelijke signalen waren dat klager daartoe niet in staat was en hij om hulp had gevraagd. Daarbij komt dat wondzorg niet gerekend kan worden tot het takenpakket van een piw-er, maar onder de verantwoordelijkheid van de medische dienst valt. 

De beroepscommissie is van oordeel dat de medische dienst is tekortgeschoten in het verlenen van adequate medische zorg. De beroepscommissie zal het beroep daarom ook ten aanzien van dit onderdeel gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal deze vaststellen op €50,-. 

Wat klager in beroep overigens naar voren heeft gebracht valt buiten de reikwijdte van de klacht en de wettelijk voorgeschreven bemiddeling en zal daarom niet verder worden besproken. 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van beide onderdelen gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van in totaal €75,-. 


Deze uitspraak is op 19 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. B.A. Geurts en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter

Naar boven