Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0706/GB en 08/0837/GB tussenbeslissing, 20 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/706/GB en 08/837/GB (tussenbeslissing)

Betreft: [klager] datum: 20 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een tweetal bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. C.N.M.G. Starmans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen (respectievelijk)
a. een op 3 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris; en
b. een op 31 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissingen.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers, op 13 mei 2008 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft:
het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen van de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) met verlofmogelijkheden van de locatie Bankenbosch naar de b.b.i. zonder verlofmogelijkheden, ongegrond verklaard (onderdeel
a);
en
het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis Veenhuizen ongegrond verklaard (onderdeel b).

2. De feiten
Klager is sedert 1 maart 2007 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) Haarlem. Begin februari 2008 is hij geplaatst in de b.b.i. van de locatie Bankenbosch, waarna hij op 20 februari 2008 is overgeplaatst naar de b.b.i. zonder
verlofmogelijkheden van de locatie Bankenbosch. Op 20 maart 2008 is hij overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1 Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager en zijn raadsman hebben geen bezwaar tegen een gecombineerde behandeling van de beide beroepen. Weliswaar betreft het formeel twee verschillende beslissingen van de selectiefunctionaris, maar een en ander ziet op een en hetzelfde feitencomplex.
De openstaande strafzaak tegen klager is formeel nog niet geëindigd. Dit behoeft overigens geen reden te zijn om klager niet te plaatsen in een b.b.i. Bij de nog openstaande strafzaak heeft de rechter-commissaris de bewaring niet willen bevelen. De
rechtbank heeft vervolgens het beroep van de officier van justitie gegrond verklaard en de bewaring alsnog bevolen. Vervolgens heeft de officier van justitie niet de gevangenhouding van klager gevorderd. Klager is daarom van mening dat een eventuele
strafoplegging de einddatum van zijn detentie nooit zo zal kunnen beïnvloeden, dat dit in de weg kan staan aan een plaatsing in een b.b.i. Daarnaast is de verwachting dat die zaak pas na klagers invrijheidstelling zal worden behandeld. Dit is voor
klager ook frustrerend omdat er feitelijk geen onderzoek meer plaatsvindt. Het verzoek om de strafzaak voor beëindigd te verklaren is overigens door de rechtbank afgewezen. Voorts wordt nog aangevoerd dat klager van mening is dat het gewekte vertrouwen
geschaad is door klager eerst over te plaatsen naar een b.b.i. en vervolgens weer terug te plaatsen naar een gesloten inrichting. Klager is van mening dat zijn belang bij een spoedige resocialisatie zwaarder dient te wegen dan de hoogst onzekere
mogelijkheid dat hij alsnog vervolgd zal worden in de openstaande strafzaak.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Ten aanzien van onderdeel a:
Klager was in eerste instantie geselecteerd voor plaatsing in de b.b.i. van de locatie Bankenbosch te Veenhuizen. Vervolgens kwam er informatie dat klager nog een openstaande strafzaak zou hebben bij de rechtbank Amsterdam. Om die reden is ervoor
gekozen om hem over te plaatsen naar de b.b.i. zonder verlofmogelijkheden, waardoor hij niet meer in aanmerking kon komen voor vrijheden. Kort daarop is klager overgeplaatst naar de gevangenis Veenhuizen. De strafzaak op grond waarvan deze
beslissing(en) is/zijn genomen, betreft een schietpartij, waarbij een dode te betreuren valt. Uit informatie van de rechtbank te Amsterdam valt af te leiden dat de zaak vóór de huidige fictieve einddatum van klager, te weten 27 maart 2009, zal worden
aangebracht.
Ten aanzien van onderdeel b:
Het onderzoek in de tegen klager openstaande strafzaak loopt volgens de inlichtingen van de rechtbank te Amsterdam nog steeds. Hoewel door en namens klager is aangevoerd dat er een verzoek is gedaan om de strafzaak voor geëindigd te verklaren, is
daarvan bij de selectiefunctionaris niets bekend. Ook omtrent de eventuele uitspraak van de rechtbank op dat verzoek is niets bekend. Om die reden moet er vooralsnog vanuit worden gegaan dat klagers einddatum niet vaststaat. Dat is een contra-indicatie
voor plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Ten aanzien van onderdeel a en onderdeel b van het beroep geldt dat de beslissingen zijn gebaseerd op de bij de selectiefunctionaris binnengekomen informatie omtrent een nieuwe strafzaak tegen klager. Beide onderdelen van het beroep lenen zich
voor een gezamenlijke behandeling.

4.2. De gevangenis Veenhuizen is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Klager, die in eerste aanleg is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst. In beroep is de vraag aan de orde of klager al dan niet in aanmerking komt voor detentiefasering.

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat thans nog niet op de beroepen kan worden beslist. Voor de beoordeling is van belang of er thans sprake is van een nieuwe vervolging van klager, ter zake van welk feit dan wel welke feiten en of niet hoogst
onwaarschijnlijk is dat deze vervolging gevolgen zal hebben voor de einddatum van klagers detentie. In de stukken wordt gesproken over van de Rechtbank te Amsterdam verkregen informatie zonder dat wordt aangegeven dat de behandeling van de nieuwe zaak
ter terechtzitting van die rechtbank is aangevangen. De beroepscommissie is van oordeel dat informatie over de nieuwe zaak verkregen moet worden bij het Openbaar Ministerie en stelt de selectiefunctionaris in de gelegenheid om binnen twee weken na
verzending van deze beslissing informatie te verschaffen over de mogelijk tegen de klager openstaande strafzaak.

5. De uitspraak
De beroepscommissie houdt de behandeling van de beroepen voor onbepaalde tijd aan opdat de selectiefunctionaris nadere informatie kan verschaffen over de tegen klager openstaande strafzaak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 juni 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven