Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25840/GA, 20 december 2022, beroep
Uitspraakdatum:20-12-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          22/25840/GA

   

           

Betreft [klager]

Datum 20 december 2022

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen:

a.  een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, en een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, beide vanwege het bezit van een telefoon (oplader) en het telefonisch lastigvallen van één/twee personen, ingaande op 25 oktober 2021 om 17:00 uur en

b.  het niet (tijdig) uitvoeren van een uitspraak van de schoringsvoorzitter, waardoor de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf zonder geldige titel heeft plaatsgevonden.

De beklagcommissie bij de locatie Roermond heeft op 10 februari 2022 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €25,-  (R-2021/000669). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

 

De beroepscommissie heeft […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Roermond, en klagers raadsman mr. T.S. van der Horst gehoord op de zitting van 7 oktober 2022 in de Penitentiaire Inrichting Vught.

Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.

[…], secretaris bij de RSJ, was als toehoorder aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

Bij het opleggen van de disciplinaire straf zijn twee beschikkingen uitgereikt. In de eerste beschikking staat dat de tenuitvoerlegging zou plaatsvinden in de eigen verblijfsruimte. Dit is een verschrijving. Daarom is dit in de tweede beschikking gewijzigd naar een verblijf in de strafcel. Door een communicatiefout werd verondersteld dat de eerste foutieve beschikking nog niet was uitgereikt. Indien dit wel bekend was geweest, was er een rectificatie¬beschikking opgemaakt. Op het schriftelijk verslag stond al handmatig geschreven dat klager in een strafcel diende te verblijven en ook tijdens het hoorgesprek heeft de directeur dit aan klager bekendgemaakt. Klager heeft overigens zelf het personeel geattendeerd op de fout.

De uitspraak van de schorsingsvoorzitter, die klagers schorsingsverzoek toewees, is op vrijdag aan het einde van de middag naar de inrichting verstuurd. Op dat moment is er geen kennisgenomen van de schorsingsuitspraak. Hierop hebben klager en zijn raadsman het personeel op zaterdag ingelicht over de uitspraak. Het is echter begrijpelijk dat penitentiaire inrichtingswerkers (piw-ers) hierop niet reageerden, omdat zij niet via de reguliere interne weg op de hoogte waren gesteld van de uitspraak en zij niet op eigen gezag kunnen handelen. De mail van klagers raadsman, gestuurd op zaterdagmiddag om 16:13 uur, en de uitspraak van de schorsingsvoorzitter zijn pas op maandagochtend gelezen. Ook directieleden die een weekendpiketdienst draaien, hebben geen toegang tot de mailbox en kunnen in het weekend niet kennisnemen van eventuele schorsingsuitspraken. Inmiddels zijn met de Afdeling rechtspraak van de RSJ afspraken gemaakt over het versturen van schorsingsuitspraken op vrijdag(middag).

Klager is op maandag overgeplaatst naar zijn eigen cel en heeft daar het resterende gedeelte van de disciplinaire straf tot en met donderdag 4 november 2021 uitgezeten. Nu de schorsingsvoorzitter de gehele disciplinaire straf had geschorst, had dit inderdaad niet mogen gebeuren. Klager had al op vrijdagmiddag uit de strafcel moeten worden geplaatst. Daarnaast had de directeur inderdaad de uitspraak van de beklagcommissie moeten afwachten, alvorens het resterende gedeelte van de straf bij een ongegrondverklaring van het beklag alsnog ten uitvoer kon worden gelegd. De disciplinaire straf is overigens wel terecht opgelegd. Klagers handelen, hetgeen hij niet ontkent, verdient en rechtvaardigt een disciplinaire reactie, ondanks de kennelijke verschrijving in de beschikking. Ook de beklagcommissie heeft geoordeeld dat de oplegging van een disciplinaire straf aan klager inhoudelijk gezien redelijk is.

De directeur kan zich echter niet verenigen met het oordeel van de beklagcommissie om klager desondanks een tegemoetkoming toe te kennen. Het door hem ondervonden nadeel is relatief. Indien geen fouten waren gemaakt, had hij de volledige duur van de opgelegde disciplinaire straf in een strafcel moeten verblijven.

 

Standpunt van klager

Klager verzoekt de uitspraak van de beklagcommissie te bevestigen. Klager en zijn raadsman hebben het personeel op zaterdag gewezen op het toegewezen schorsingsverzoek, maar er is geweigerd om aan de uitspraak alsnog zo spoedig mogelijk uitvoering te geven. De directeur had op zijn minst genomen kunnen worden gebeld. In het weekend is de directeur immers ook beschikbaar om disciplinaire straffen op te leggen.

Klager heeft te lang in de strafcel verbleven, er is geweigerd om gevolg te geven aan de schorsingsuitspraak en, nadat daarvan kennis werd genomen, is de disciplinaire straf alsnog niet beëindigd. Onder deze omstandigheden is het redelijk dat klager een tegemoetkoming krijgt, omdat de gemaakte fouten hem veel onduidelijkheid hebben bezorgd. Dat mag niet met de mantel der liefde worden bedekt.

 

3. De beoordeling

Dubbele bestraffing

Op maandag 25 oktober 2021 is klager in afwachting van het afhandelen van een schriftelijk verslag (onder meer naar aanleiding van het aantreffen van een telefoon en oplader in zijn cel) ingesloten in een strafcel. Vervolgens is hem een disciplinaire straf opgelegd van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel (de eigen cel), zonder televisie. De schriftelijke mededeling/beschikking van deze straf is hem uitgereikt op dinsdag 26 oktober 2022 om 09:30 uur. Op diezelfde dag is om 15:00 uur een nagenoeg gelijkluidende schriftelijke mededeling aan klager uitgereikt, zij het dat de plaats van tenuitvoerlegging was gewijzigd naar de strafcel.

Deze gang van zaken is in strijd met het rechtsbeginsel dat een persoon niet tweemaal kan worden bestraft voor hetzelfde feit (het ne bis in idem-beginsel). Dat volgens de directeur sprake was van een kennelijke schrijffout in de eerste uitgereikte schriftelijke mededeling en van miscommunicatie bij het personeel, kan aan dit oordeel niet afdoen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat uitsluitend de in eerste instantie opgelegde disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel rechtsgeldige betekenis heeft. Deze disciplinaire straf kon naar het oordeel van de beroepscommissie, gelet op het strafwaardige gedrag van klager, in redelijkheid worden opgelegd.

 

Uitvoering van de schorsingsuitspraak

Op woensdagochtend 27 oktober 2021 heeft de raadsman namens klager verzocht om schorsing van de verdere tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf, met een beroep op het ne bis in idem-beginsel. In het kader van deze schorsingsprocedure heeft de directeur uitsluitend de (eerste) schriftelijke mededeling ingezonden waarin staat dat klager een disciplinaire straf is opgelegd van ’10 dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte art. 51.1a PBW)’. Omdat klager op grond van deze beschikking zonder grondslag in een strafcel zou verblijven, heeft de schorsingsvoorzitter het verzoek toegewezen en de tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf met onmiddellijke ingang geschorst tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag zou beslissen (RSJ 29 oktober 2021, 21/23915/SGA). Ter zitting van de beklagcommissie heeft de directeur verklaard dat de tweede, volgens hem ‘juiste’ schriftelijke mededeling zoek was en dat deze de schorsingsvoorzitter om die reden niet heeft bereikt.

De uitspraak van de schorsingsvoorzitter is via de gebruikelijke weg naar de raadsman en de inrichting (en de Commissie van Toezicht) per mail gestuurd op vrijdagmiddag 29 oktober 2021 om 16:56 uur. Het inrichtingspersoneel dat de betreffende mailbox beheert, was op dat moment niet (meer) aanwezig. Klager zelf en zijn raadsman hebben dienstdoende piw-ers op zaterdagmiddag op de hoogte gesteld van de schorsingsuitspraak en verzocht hieraan gevolg te geven. Desondanks heeft de directeur pas op maandagochtend 1 november 2021 kennisgenomen van de uitspraak. Vervolgens is klager die maandagochtend uit de strafcel gehaald en naar zijn eigen cel overgebracht. Ook toen is de disciplinaire straf – opnieuw in strijd met de uitspraak van de schorsingsvoorzitter – niet onmiddellijk beëindigd, maar voortgezet in klagers eigen cel totdat de gehele duur van de disciplinaire straf van tien dagen was afgelopen.

De onderhavige schorsingsprocedure is geregeld in artikel 66 van de Penitentiaire beginselenwet. De door de gedetineerde gevraagde schorsing, in het kader waarvan de (verdere) uitvoering van de beslissing van de directeur tijdelijk buiten werking kan worden gesteld, biedt de gedetineerde rechtsbescherming tegen beslissingen van de directeur die naar het voorlopig oordeel van de schorsingsvoorzitter onrechtmatig zijn. De spoedeisend¬heid van het verzoek is primair gelegen in het feit dat de gevolgen van zo’n beslissing voor de gedetineerde veelal niet meer kunnen worden hersteld. Van de directeur mag dan ook worden verwacht dat hij ervoor zorgdraagt dat hij direct bij ontvangst van de schorsingsuitspraak hiervan kennisneemt en deze in zijn geheel uitvoert – ook in het weekeinde.

De aan klager opgelegde disciplinaire straf is na de uitspraak van de schorsingsvoorzitter op 29 oktober 2021 zonder rechtmatige grondslag ten uitvoer gelegd. De door klager geïnitieerde schorsingsprocedure heeft hier, als gevolg van het laakbare handelen van de directeur, zijn doel in zijn geheel gemist.

 

Tegemoetkoming

De onterechte tenuitvoerlegging van de opgelegde disciplinaire straf in een strafcel in plaats van de eigen cel gedurende uiteindelijk zeven dagen (van maandag 25 oktober 2021 tot maandag 1 november 2021), rechtvaardigt het toekennen van een tegemoetkoming voor het door klager geleden ongemak. De beroepscommissie kan zich verenigen met de hoogte van de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van €25,-.

Conclusie

Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 20 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit

mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en mr. M.J. Stolwerk, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

 

secretaris        voorzitter

 

Naar boven