Nummer: 08/774/GB
Betreft: [klager] datum: 19 juni 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (hierna: z.b.b.i.) met aansluitend deelname aan een penitentiar programma (p.p.) en de
beslissing hem te plaatsen in de p.i. Tilburg ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 19 december 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis
Alphen aan den Rijn. Op 29 februari 2008 is hij geplaatst in de unit B van de p.i. Tilburg, een gevangenis zonder weekeindverlof, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Op 7 maart 2008 is klager overgeplaatst naar de locatie Bankenbosch te
Veenhuizen, in een unit van de gevangenis zonder weekeindverlof, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft zonder een zelfstandig onderzoek te verrichten, het standpunt van het OM overgenomen. Dit standpunt houdt in dat de kans op een ongewenste confrontatie met de
slachtoffers aanwezig is en het gevaar voor recidive zeer groot is. Klager ziet niet in hoe het opgegeven verlofadres te Leiden het risico van een ongewenste confrontatie met de slachtoffers, die wonen in Sneek, zeer groot zou maken. Verder kan in
redelijkheid niet gesteld worden dat het opgegeven verlofadres niet betrouwbaar zou zijn. Op het verlofadres woont een echtpaar met een eigen zaak, met wie politie noch justitie contact hebben opgenomen. De bewoners van het verlofadres hebben met de
politie contact opgenomen. Van de politie hebben zij begrepen dat er klaarblijkelijk een onjuiste mededeling is gedaan over het huiselijk geweld. Deze onjuiste mededeling zou hersteld worden. Dit blijkt niet het geval te zijn.
Het gevaar voor herhaling is in het geheel niet aanwezig. Het betreffende delict is destijds gepleegd in verband met een moeizame relatie. Klager heeft op dit moment geen relatie, zodat reeds hierom geen gevaar voor recidive aanwezig is. Klager is ten
zeerste doordrongen van het feit dat hij in de toekomst zich niet schuldig zal dienen te maken aan strafbare feiten.
Klager is een juridische procedure gestart voor het verkrijgen van omgang met zijn kinderen. Reeds hieruit blijkt dat het standpunt van het OM, dat klager zich niet zal laten weerhouden contact te zoeken met zijn kinderen, onjuist en onterecht is. Ook
na klagers invrijheidstelling, zal hij niet zelf rechtstreeks contact zoeken met de kinderen, maar dat via de juridische procedure te bewerkstelligen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De reclassering geeft een negatief advies omtrent klagers deelname aan een p.p. omdat klager geen geschikte huisvesting kon overleggen. De twee aangeleverde adressen
werden niet geschikt bevonden. De reclassering acht de kans op recidive aanwezig en een behandeling van klager wegens zijn agressieproblematiek geïndiceerd.
Gelet op het negatieve rapport van de reclassering is klager voorgedragen voor plaatsing in een b.b.i. Zowel het OM als de politie adviseerden echter negatief. Het OM geeft aan dat klager is veroordeeld voor poging tot moord op zijn ex-echtgenote en
dat
klager eerder is veroordeeld wegens mishandeling van zijn ex-echtgenote. Op grond van onder meer de persoonlijkheidsrapportage meent het OM dat er sprake is van een groot recidivegevaar. Ook heeft het gepleegde feit een grote schok in de omgeving van
het slachtoffer teweeg gebracht. Volgens het OM ziet klager niet in dat hij door zijn handelen ook de kinderen psychisch leed heeft toegebracht. Klager wil de relatie met zijn kinderen in stand houden, zodat het risico bestaat dat hij tijdens het
verlof
contact gaat zoeken met zijn ex-echtgenote en de kinderen. In het arrest van het Gerechtshof van 15 juni 2006 is het Hof van oordeel dat een omgangsregeling van de vader met de kinderen in strijd is met de zwaarwegende belangen van de kinderen. Het OM
meent dat klager zich niet zal laten weerhouden door de afstand tussen het verlofadres in Haarlem en het woonadres van de kinderen in Sneek.
De politie Hollands-Midden heeft een negatief advies afgegeven voor het nieuwe verlofadres. Tegen de hoofdbewoner loopt momenteel nog een onderzoek en gelet op het verleden van dit adres, waaronder mogelijk huiselijk geweld, adviseert de politie
negatief.
Op het gedrag van klager is niets aan te merken, waardoor hij geschikt wordt geacht voor plaatsing in een b.b.i. zonder regimair verlof. Gelet op het gevaar voor recidive, ongewenste confrontatie met het slachtoffer en de kinderen en het niet
beschikken
over een goedgekeurd verlofadres, is klager niet geschikt voor plaatsing in een inrichting met regimaire verlofmogelijkheiden.
4. De beoordeling
4.1. De unit B van de p.i. Tilburg is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau, zonder de mogelijkheid van weekeindverlof.
4.2. Klager, die is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen afgaan op het negatieve advies van het OM. Uit de rapportage van 13 december 2007 van Reclassering Nederland komt naar voren dat de kans op recidive aanwezig is. Het beroep is derhalve ongegrond.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 19 juni 2008
secretaris voorzitter