Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0757/GB, 18 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 08/757/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 maart 2008 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de intrekking van de beslissing hem te plaatsen in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) locatie Bankenbosch te Veenhuizen ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 december 2006 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis De Marwei te Leeuwarden. Vanuit deze inrichting is hij op 7 februari 2008 geselecteerd voor de b.b.i. locatie Bankenbosch, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
Deze
selectiebeslissing is op 26 februari 2008 herzien op grond van aanvullende informatie.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Bij beslissing van 7 februari 2008 heeft de selectiefunctionaris besloten om klager te selecteren voor de PI Veenhuizen, locatie Bankenbosch (een b.b.i.-inrichting), zulks gelet op klagers functioneren en zijn opgegeven voorkeur. Bij beslissing van
dezelfde selectiefunctionaris is van het voorstel van selectie afgezien. Dat is reeds onjuist, omdat de selectiefunctionaris op 7 februari 2008 geen voorstel aan klager heeft gedaan, maar reeds een (voor klager gunstige) beslissing had genomen. Klager
is in beroep. Klager heeft in de bezwaarprocedure uitvoerig aangegeven dat de gegeven argumenten de intrekking van een b.b.i.-plaatsing niet rechtvaardigen. Immers, de selectiefunctionaris was op de hoogte van de feiten waarvoor klager is veroordeeld.
‘De ernst van de gepleegde feiten’ was in eerste instantie geen obstakel voor fasering naar een b.b.i. Klager heeft sinds zijn detentie geen contact gehad met zijn kinderen. Tevens heeft klager bewust gekozen terug te gaan naar het noorden, waar hij
een
sociaal netwerk heeft. Hij gaat weg uit de regio waar zijn kinderen wonen. Wel wil klager op de hoogte blijven van het wel en wee van de kinderen zonder contact met hen te hebben (het informatierecht). Klager weet dat het vooralsnog niet in het belang
van de kinderen is om rechtstreeks contact met hen te hebben. Met de behandeling van de strafzaak zijn een aantal rapportages opgemaakt, waaruit blijkt dat de kans op recidive klein wordt geacht. Uiteraard is recidive nooit uit te sluiten, maar bij
klager is het risico zeer beperkt. De motivering van het OM is dan ook gebaseerd op een algemeenheid. Het vorenstaande zou met zich brengen dat zedendelinquenten nooit voor selectie in een b.b.i. in aanmerking zouden komen. Dit is niet de bedoeling van
de selectieregeling.
Het kan niet zo zijn dat dezelfde persoon, tegen wiens beslissing bezwaar is gemaakt, het bezwaar ongegrond verklaart. In de bestreden beslissing staat dat er een reële kans bestaat op confrontatie met de slachtoffers. Het is ondenkbaar dat klagers
kinderen (leeftijd 15, 12 en 8) gezien de afstand tussen hun woonadres (Amersfoort) en dat van klagers ouders in Marum (180 km) toevallig zullen binnenlopen tijdens het verlof aldaar. Er wordt geïnsinueerd dat klagers ouders zijn misconduct goedkeuren
of zelf actief zouden willen bijdragen de kinderen verder te schaden. Omdat noch klager, noch zijn ouders enige schade aan hen willen toebrengen, eist klager op zijn minst excuses voor zijn ouders. Klagers ouders keuren zijn misconduct niet goed. Over
‘de ernst van het gepleegde’ deelt klager mee dat de rechter daarover geoordeeld heeft en dat het niet aan de selectiefunctionaris is om strafverzwarende technieken toe te passen zoals de doorstroming naar een b.b.i. en een z.b.b.i. te bemoeilijken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager was in eerste instantie geselecteerd voor de PI Veenhuizen, locatie Bankenbosch. Het OM had geen bezwaar tegen het verlenen van regimair verlof. Op 26 februari 2008 heef het OM de gevangenis De Marwei in kennisgesteld van aanvullende informatie.
De gevangenis heeft die informatie naar de selectiefunctionaris gestuurd. De selectiefunctionaris heeft naar aanleiding daarvan contact opgenomen met de Officier van Justitie (OvJ) van het arrondissementsparket Utrecht. Uit die informatie blijkt dat op
het verlofadres (de woning van de ouders van klager) ook de kinderen van klager (zijn slachtoffers) zo nu en dan op bezoek komen. De kans op een confrontatie tussen klager en diens kinderen is volgens de politie reëel. Het OM heeft in zijn overweging
meegenomen dat het in de strafzaak om ernstige vormen van ontucht gaat met klagers jonge kinderen. Naast de gepleegde ontucht heeft klager ook pornografische afbeeldingen van zijn kinderen vervaardigd. De kans op recidive wordt niet geheel afwezig
geacht. In eerste instantie gaf de OvJ aan om beperkingen op te leggen, waardoor er geen contactmogelijkheden tussen klager en de slachtoffers mogelijk zouden zijn. Echter, naar aanleiding van een telefoongesprek tussen de selectiefunctionaris en de
OvJ
bleek dat de OvJ het positieve advies voor plaatsing in een b.b.i. wilde ombuigen naar een negatief advies. De selectiefunctionaris heeft beslist om de plaatsing in een b.b.i. terug te draaien, nu er een aanvullend negatief advies van het OM is, de
ontslagdatum van klager nog ver ligt (21 augustus 2009), er sprake is van jonge slachtoffers die beschermd moeten worden en om het confrontatiegevaar uit te sluiten.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (nummer 5042803/00/DJI) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i.-inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en
maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Staatscourant 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving
een
belangrijke rol speelt. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor
plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De beroepscommissie is van oordeel dat de op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hierbij
is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris op grond van de beschikbare informatie in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de kans op een ongewenste confrontatie met de slachtoffers reëel moet worden geacht en dat klager om die reden
vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Het beroep is zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 18 juni 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven