Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0069/GB, 16 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

.

Nummer: 08/69/GB

Betreft: [klager] datum: 16 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 20 december 2007 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 13 mei 2008 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis voor psychologisch onvolwassenen (jovo-gevangenis) Zutphen, ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 15 december 2006 gedetineerd. Hij verbleef (onder meer) in de beperkt beveiligde inrichting voor psychologisch onvolwassenen (jovo-b.b.i.) Grave. Op 13 november 2007 is hij overgeplaatst naar de jovo-gevangenis Zutphen, waar
een
regime van algehele gemeenschap geldt. Bij besluit van de minister van 10 januari 2008 is de bestemming van de jovo-gevangenis Zutphen gewijzigd in gevangenis en inrichting voor stelselmatige daders (gevangenis/ISD). Klager verblijft thans in de
gevangenis/ISD Zutphen.

2.2. Bij uitspraak van 20 maart 2008, met nummer 16839/07, van de alleensprekende beklagrechter bij de jovo-b.b.i. Grave, is klagers beklag betreffende een opgelegde disciplinaire straf en een overplaatsingsadvies deels ongegrond en deels
niet-ontvankelijk verklaard. Klager is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Klager heeft het op zich wel naar zijn zin in de gevangenis Zutphen. Wel is het zo dat hij, indien het voorval met de telefoon niet was gebeurd, inmiddels geplaatst zou zijn in een penitentiair programma. Het voorstel voor overplaatsing naar een zeer
beperkt beveiligde inrichting lag klaar om naar de selectiefunctionaris te worden gezonden. Dit is niet doorgegaan omdat er bij klager in een zich in zijn cel bevindende jas een telefoon gevonden werd. Het personeel hield naar aanleiding van een tip
een
spitactie naar die mobiele telefoon. De jas waarin de telefoon gevonden werd, was niet van klager. Die jas was van een (toen al overgeplaatste) medegedetineerde. Die jongen had die jas laten liggen in de cel van klager. Klager heeft die telefoon niet
in
de jas gestopt en wist ook niet dat daar een telefoon in zat. Klager heeft het vermoeden dat de persoon die de tip heeft gegeven over die telefoon, zelf die telefoon in die jas heeft gestopt om klager een hak te zetten. Iedereen zou overigens de
telefoon in die jas hebben kunnen stoppen. Klagers cel stond namelijk, omdat hij reiniger was en alle schoonmaakspullen in zijn kast had staan, steeds open. Klager heeft die jas overigens nog steeds in zijn bezit. Klager heeft die jas enkele malen
gedragen en toen hij werd overgeplaatst naar Zutphen is die jas alsmede de gevonden mobiele telefoon, ook overgebracht naar Zutphen. Klager weet niet hoe hij die jas zou kunnen terugsturen en heeft hem dus maar zelf gehouden. Klager heeft tegen de
beslissing om hem naar aanleiding van dit voorval een disciplinaire straf op te leggen, beklag ingesteld. De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard. Klager heeft daartegen geen beroep ingesteld. Hij vindt dat het twee keer beroep
instellen
tegen beslissingen die (feitelijk) hetzelfde onderwerp hebben, te veel van het goede.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk
weergegeven – toegelicht.
De selectiefunctionaris is op 9 november 2007 door de inrichting op de hoogte gebracht van het aantreffen van een mobiele telefoon op de cel van klager. Die telefoon was verstopt in de voering van een jas, welke jas eigendom is van klager. Het bezit
van
een mobiele telefoon is in de inrichting verboden. Omdat klager hierdoor het vertrouwen in een goed verloop van zijn detentie in de jovo-b.b.i. heeft geschaad, is besloten hem over te plaatsen naar een normaal beveiligde jovo-gevangenis. Klager stelt
weliswaar dat hij op de nominatie stond voor overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.), maar op het daartoe strekkende selectieadvies is door de selectiefunctionaris geen beslissing genomen. Klager stond daarom nog niet op
enige wachtlijst voor plaatsing in een z.b.b.i. Voor zover klager heeft aangevoerd dat de telefoon zou zijn aangetroffen in een openbare kast, is dit onjuist; de telefoon was blijkens de inrichtingsrapportage weggestopt in een jas van klager.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel de (toenmalige) jovo-gevangenis Zutphen thans is aangewezen als gevangenis/ISD, behoeft dit niet aan klagers ontvankelijkheid in de weg te staan. Klager is immers niet feitelijk overgeplaatst maar de inrichting heeft de bestemming van
normaal beveiligde gevangenis met een regime van algehele gemeenschap gekregen. In een dergelijke inrichting kan klager worden geplaatst.

4.2. Het beroep is – blijkens de mondelinge toelichting van klager – niet zozeer gericht tegen zijn plaatsing in de gevangenis in Zutphen, als wel tegen de omstandigheid dat door die beslissing zijn verdere detentiefasering tot stilstand is gekomen
en hij niet meer in aanmerking kan komen voor plaatsing in een z.b.b.i. gevolgd door deelname aan een penitentiair programma.
De beklagrechter heeft geoordeeld dat de directeur op goede gronden heeft beslist om aan klager – ter zake van het voorhanden hebben van een mobiele telefoon – een disciplinaire straf op te leggen. Het beklag tegen de ter zake daarvan opgelegde
disciplinaire straf is ongegrond verklaard en die beslissing is thans onherroepelijk. Gelet daarop is – nu het voorhanden hebben van die mobiele telefoon in een penitentiaire inrichting verboden is – het door de selectiefunctionaris gevoelde gebrek aan
vertrouwen in een goed verloop van een verder verblijf in een b.b.i. begrijpelijk. Voor zover door klager is aangevoerd dat hij ten tijde van zijn overplaatsing naar Zutphen in aanmerking kwam voor overplaatsing naar een z.b.b.i., wordt dit, mede
gelet
op hetgeen de selectiefunctionaris daaromtrent naar voren heeft gebracht, onvoldoende aannemelijk geacht.
Het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien maakt dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaarthet beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 juni 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven