Nummer 22/27588/JA
Betreft [klager]
Datum 30 november 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Teylingereind te Sassenheim (hierna: de directeur)
1. De procedure
[klager], geboren op [geboortedatum] (hierna: klager) heeft, voor zover in beroep aan de orde, beklag ingesteld tegen het feit dat hij op 1 mei 2022 maar vijftig minuten heeft mogen luchten.
De beklagcommissie bij de JJI Teylingereind heeft op 23 mei 2022 het beklag gegrond verklaard en klager daarbij geen tegemoetkoming toegekend (TE 2022-107). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft […], jurist bij de JJI Teylingereind, gehoord op de zitting van 25 oktober 2022 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om op de zitting te worden gehoord.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
Op 1 mei 2022 was het in de gegeven omstandigheden niet mogelijk om klagers afdeling in totaal een uur te laten luchten. Uit de jurisprudentie van de beroepscommissie (bijvoorbeeld RSJ 22 december 2016, 16/3662/GA) volgt dat een calamiteit, zoals zich hier ook heeft voorgedaan, een kortere luchttijd rechtvaardigt. Het is daarom niet onredelijk of onbillijk dat niet is voldaan aan het wettelijk minimum van een uur luchten per dag.
Door misdragingen van de hele groep ontstond een onveilige situatie en moesten alle jongeren worden ingesloten. De twee dienstdoende groepsleiders moesten tien jongeren in het gareel houden die weigerden mee te werken en niet voor rede vatbaar waren. Op het moment dat zij instructies niet opvolgen, de boel traineren door herhaaldelijk op de intercom te drukken – ook klager heeft dit gedaan – en weigeren met de groepsleiding in gesprek te gaan, ontstaat een onbeheersbare situatie. Ondertussen moest de groepsleiding ook de maaltijd verzorgen en een BHV-melding afhandelen. Om hen daartoe in de gelegenheid te stellen, is de intercom naar de beveiliging doorgeschakeld. Dit alles was van zodanige ernst dat de jongeren niet naar de luchtplaats konden worden gebracht.
Het is niet nodig geweest om alarm te maken. De groepsleiding heeft geprobeerd de situatie op de groep op te lossen. Dat is uiteindelijk gelukt, zij het dat het dagprogramma in het weekend eindigt om 19:30 uur. Vanwege de te volgen veiligheidsprotocollen in de inrichting kan van dit tijdstip niet worden afgeweken en heeft het derde luchtmoment van die dag niet vijftien minuten, maar vijf minuten geduurd. Er was onvoldoende tijd om tien jongeren individueel in de luchtkooi te laten luchten.
Standpunt van klager
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Op grond van artikel 53, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen heeft de jeugdige recht op dagelijks verblijf in de buitenlucht. Volgens het vijfde lid draagt de directeur zorg dat de jeugdige in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven.
Het recht op luchten is zo fundamenteel dat de beroepscommissie het in beginsel als een onvervreemdbaar recht voor jeugdigen aanmerkt. De inrichting dient extra inspanningen te verrichten om hen niet te beperken in dit recht. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag het voorkomen dat een jeugdige niet of niet voldoende in de gelegenheid wordt gesteld om te luchten. Ook bij zeer ernstige calamiteiten dient de inrichting in beginsel extra inspanningen te verrichten om een passende compensatie te bieden. De beroepscommissie sluit met het voorgaande aan bij de gehanteerde lijn op het terrein van het gevangeniswezen.
Op zondag 1 mei 2022 heeft klager ’s ochtends vijftien minuten en ‘s middags een half uur kunnen luchten. Het door de directeur beschreven incident gebeurde rond 16:45 uur. Alle jongeren op klagers groep zijn hierbij op grond van een ordemaatregel op kamer geplaatst. Het heeft enige tijd geduurd aleer de situatie de-escaleerde en de rust op de groep weer terugkeerde. Klager en zijn groepsgenoten zijn daarop kort voor 19:30 uur – het tijdstip waarop het dagprogramma in het weekend eindigt – in de gelegenheid gesteld om vijf minuten te luchten. Het wettelijk voorschreven minimum van het dagelijks verblijf in de buitenlucht gedurende een uur is dus, op tien minuten na, niet gehaald.
De beroepscommissie is, gelet op het dossier en wat ter zitting is besproken, van oordeel dat klagers recht op luchten is geschonden. Het incident vond plaats richting het einde van de dag. Dit bracht de niet onverwachte mogelijkheid met zich mee dat het dagelijks uur in de buitenlucht in het gedrang zou kunnen komen. Er ontbreekt een feitelijke onderbouwing van het relaas van de directeur, bijvoorbeeld in de vorm van dagrapportages, die inzicht geeft in de (extra) inspanningen die wel of niet zijn geleverd om de beperking op het recht op luchten te voorkomen. Het is bij deze stand van zaken en gelet op het fundamentele karakter van het recht op luchten onvoldoende aannemelijk geworden dat deze beperking was gerechtvaardigd.
De beroepscommissie zal daarom het beroep van de directeur ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden, voor zover in beroep aan de orde.
Deze uitspraak is op 30 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. P. de Bruin, voorzitter, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr.drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
secretaris voorzitter