Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/0616/TA, 12 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:12-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 08/616/TA

betreft: [klager] datum: 12 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 maart 2008 van de beklagcommissie bij FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], hoofd behandelingsrapportage, en [...], hoofd behandeling.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het strikt toepassen van de procedure bij urinecontrole.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij gebruikt geen drugs. Hij heeft er geen probleem mee dat hij urinecontrole moet ondergaan, maar wel met de wijze waarop. Hij heeft elf jaar geleden blaas- en nierbekkenontsteking gehad als gevolg van een te lang urineresidu in zijn blaas. Daarna
heeft hij geen problemen meer gehad, maar hij heeft grote angst dat de problemen terugkeren. Om op commando te kunnen urineren, moet hij namelijk de druk in zijn blaas opbouwen door de natuurlijke aandrang te negeren met vaak buikpijn als gevolg. Soms
lukt het wel, maar soms ook niet om te urineren. Telkens als het hem niet lukt te urineren, wordt dit als weigering gezien en volgt afdelingsarrest. Dit zou niet hoeven als de urinecontrole op een andere wijze zou kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld op
een kamer of desnoods in de separeer. Daar is niet altijd ruimte, maar daar zou toch een mouw aan te passen moeten zijn.
Klager overlegt een overzicht van urinecontroles over de periode van 1 januari 2008 tot 13 mei 2008, waaruit volgt dat hem vier keer afdelingsarrest voor de duur van een week en eenmaal afdelingsarrest voor de duur van twee dagen is opgelegd.
In geval van afdelingsarrest kan hij niet meer aan bepaalde activiteiten, cardio en werk deelnemen. Elke aanzegging van een urinecontrole levert psychische stress op.
Dit is wel eens anders geweest. Het toenmalig afdelingshoofd was soepel naar klager toe wat betreft herkansing, omdat klager geen drugs gebruikt.
Klager heeft zijn probleem met de arts van de inrichting besproken, die gaf aan het vervelend voor klager te vinden maar er niets aan te kunnen veranderen. Klager had gehoopt dat zijn medisch dossier in het Lucas Ziekenhuis in Amsterdam opgevraagd zou
worden, maar dat is niet gebeurd.
De problemen die klager ondervindt bij urinecontrole hebben niets met weerstand tegen behandeling te maken. Zijn problemen kunnen worden opgelost bij een voor hem aangepaste urinecontrole.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting heeft de arts, een psychiater, geraadpleegd en die heeft geen bijzonderheden vermeld. Het is niet bekend of die arts een andere arts heeft geconsulteerd. De inrichting vertrouwt op het oordeel van de arts. Medisch gezien is er geen
aanleiding om ten aanzien van klager anders met de urinecontrole om te gaan dan bij andere patiënten. De door klager genoemde moelijkheden worden wel gezien, maar een oplossing in die zin dat geen fysiek contact plaatsvindt, vindt de inrichting niet
noodzakelijk. Het lukt klager regelmatig ook wel om tijdens controle te urineren. Het is voor klager ook een manier om uiting te geven aan weerstand tegen behandeling.
Het klopt dat klager niet bekend is met drugsgebruik.

3. De beoordeling
Het beklag kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden opgevat als louter gericht tegen twee in januari 2008 opgelegde afdelingsarresten van elk een week. Het beklag is immers in de kern gericht tegen de wijze van uitvoeren van het
urineonderzoek in het licht van door klager ook reeds in zijn klaagschrift naar voren gebrachte problemen, waardoor hij naar zijn mening niet altijd in staat is binnen de gegeven termijn te urineren, wat volgens hem ten onrechte als weigering van
medewerking aan urinecontrole wordt aangemerkt en door afdelingsarrest wordt gevolgd.

Op grond van artikel 24, eerste lid, Bvt kan het hoofd van de inrichting een verpleegde verplichten urine af te staan voor onderzoek van die urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.

Volgens artikel 3 van de Regeling urineonderzoek verpleegden van 20 januari 2000, nr. 809264/99/DJI (hierna: Regeling), gebeurt de afname van urine bij voorkeur
’s ochtends vroeg, bij voorkeur onder direct visueel toezicht van een personeelslid of medewerker en wordt een verpleegde - als hij niet direct in staat is tot afgifte van urine - gedurende een periode van vier uur alsnog daartoe in de gelegenheid
gesteld, bij voorkeur in een ruimte waarin geen mogelijkheden aanwezig zijn de resultaten van de analyse te beïnvloeden. Het aanvraagformulier dient gegevens te vermelden over medicatiegebruik en relevante pathologie te bevatten.
Blijkens de toelichting op artikel 3 van de Regeling zijn bij pathologie met name gestoorde lever en/of nierfuncties van belang.

Ingevolge artikel 8 van de Regeling wordt in de huisregels van de inrichting vermeld wat de gevolgen kunnen zijn van de weigering aan het urineonderzoek mee te werken. Voorts wordt het niet afstaan van urine binnen de in artikel 3 genoemde termijn van
vier uur gelijkgesteld met een weigering medewerking te verlenen aan het urineonderzoek.
Blijkens de toelichting op artikel 8 van de Regeling moet een verpleegde, bijzondere medische omstandigheden daargelaten, in staat worden geacht om binnen een periode van vier uur een geringe hoeveelheid urine te produceren.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is onvoldoende aannemelijk geworden dat medisch onderzoek is gedaan naar de aard van de door klager genoemde problemen. Niet kan immers op voorhand worden uitgesloten dat deze problemen van fysieke
aard zijn en dat om die reden niet zonder meer gesproken zou kunnen worden van weigering tot het meewerken aan urinecontrole als het urineren niet lukt. De eerst ter zitting namens het hoofd van de inrichting naar voren gebrachte stelling dat klager
dan
uiting geeft aan weerstand tegen de behandeling is op geen enkele wijze onderbouwd.

Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie acht de gegrondverklaring van het beroep voldoende genoegdoening voor klager en acht geen termen aanwezig om daarnaast een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaarthet beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaarthet beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. I.E. de Vries, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven