Nummer 22/27732/TA
Betreft [klager]
Datum 9 november 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van […] (hierna: klager)
1. De procedure
Het beklag betreft het niet uitbetalen van gemiste uren door het afzeggen van de dagbesteding op 29 oktober 2021.
De beklagcommissie bij FPC Pompestichting te Nijmegen (hierna: de instelling) heeft op 31 mei 2022 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (PN 2021-145). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager en […], jurist bij de instelling, gehoord op de zitting van 30 september 2022 in de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught. De raadsvrouw van klager heeft schriftelijk laten weten niet op de zitting te verschijnen.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is ten onterechte niet-ontvankelijk verklaard. Klager klaagt niet over de beloningsregeling als zodanig, maar over het feit dat hem buiten zijn schuld om de op 29 oktober 2021 gemiste blokuren niet zijn uitbetaald. In de instelling geldt dat verpleegden niet worden uitbetaald voor het uitvallen van blokken zoals dagbesteding als zij ruim op tijd worden ingelicht over het uitvallen van een blok. De ratio van deze regeling is dat de verpleegde bij een tijdige afzegging zelf op zoek kan gaan naar een alternatief, bijvoorbeeld werk op een andere werkzaal. Op 29 oktober 2021 was er echter geen sprake van een tijdige afzegging en klager kon die dag geen andere dagbesteding of werk vinden, omdat er vanwege Covid-19 in vaste groepen werd gewerkt. Klager vindt het daarom onredelijk dat de gemiste uren niet aan hem zijn uitbetaald. Het hoofd van de instelling stelt zich ten onterechte op het standpunt dat er geen sprake is van overmacht en dat daarom geen compensatie hoeft te worden geboden. De gevolgen van de late afmelding door ziekte van een medewerker zouden voor rekening van de instelling moeten komen en niet voor die van klager.
Standpunt van het hoofd van de instelling
Het beklag is gericht tegen algemene regelgeving. Er is geen wettelijke norm geschonden. Het afzeggen van de dagbesteding vanwege ziekte van personeel is geen overmacht zoals beschreven in de huisregels. Nu het aantal gewerkte uren van klager niet onder het garantieniveau van tien kwam, is hem geen garantievergoeding toegekend. Klager is terecht niet-ontvankelijk verklaard in het beklag.
3. De beoordeling
Tegen een algemene voor alle op de afdeling verblijvende verpleegden geldende regel staat geen beklag open, tenzij de regel in strijd is met wet- en/of regelgeving van hogere orde. Een verpleegde heeft op grond van artikel 46 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) geen recht op deelname aan arbeid. Uit artikel 46 Bvt noch uit de Regeling beloningsysteem verpleegden noch uit enig ander wettelijk voorschrift volgt dat een verpleegde dient te worden betaald bij (on)geplande uitval van arbeid.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beklag gaat over ongeplande uitval van een dagbestedingsactiviteit. Die situatie valt niet onder ‘overmacht’ in de zin van artikel 18.2.2, aanhef en onder c, van de huisregels van de instelling. Daarin is sprake, gelet ook op artikel 5.5 van de Beloningsregeling dagbesteding, van een limitatieve opsomming van gevallen van overmacht (een blokkade of een interne verhuizing).
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Deze uitspraak is op 9 november 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, dr. T. Jambroes en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. C.K. van Dijk, secretaris.
secretaris voorzitter