Nummer 22/27804/GA (beroep directeur) en 22/27864/GA (beroep klager)
Betreft [Klager]
Datum 22 december 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Achterhoek te Zutphen (hierna: de directeur) en van [Klager] (verder: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen:
a. de omstandigheid dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te mogen beeldbellen tijdens de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel onder c (OH-2022-90);
b. de omstandigheid dat klager in strijd met het landelijke beleid in quarantaine is geplaatst op 10 maart 2022 (OH-2020-70);
c. dat klager, toen hij positief testte op het coronavirus, in strijd met het landelijke beleid te lang een ordemaatregel opgelegd heeft gekregen (OH-2020-70).
De beklagcommissie bij de PI Achterhoek heeft op 8 juni 2022 beklag a ongegrond verklaard en de beklagen b en c gegrond verklaard en aan klager voor de gegronde klachten een tegemoetkoming van €80,- toegekend. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak voor zover deze ziet op beklagnummer OH-2020-70.
Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak voor zover deze ziet op beklagnummer OH-2022-90.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en […], juridisch medewerker bij de PI Achterhoek, gehoord op de zitting van 6 september 2022 in de PI Lelystad.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
OH-2022-90
Deze klacht ziet niet op de redenen die ten grondslag hebben gelegen aan de ordemaatregel, maar op de wijze waarop deze ten uitvoer is gelegd. Vanwege de op 18 maart 2022 ingegane ordemaatregel, heeft klager niet kunnen beeldbellen. Hierdoor is er sprake van schending van artikel 38, vierde lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Op grond van dit artikel heeft klager het recht om gedurende ten minste één uur in de week op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. In de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk RSJ 15 oktober 2021, R-20/8001/GA is overwogen dat dit artikel ook van toepassing is op de mogelijkheid tot beeldbellen.
OH-2020-70
Op 10 maart 2022 heeft klager een ordemaatregel opgelegd gekregen, omdat hij mogelijk besmet zou zijn met het coronavirus. Op dat moment had klager geen klachten, scoorde negatief op een coronatest en had al een boosterprik gekregen. Bij het beroepschrift is een brief van de Minister voor Rechtsbescherming aan de Tweede Kamer van 31 januari 2022 (met kenmerk: 3801639) bijgevoegd. In deze brief is opgenomen wat het beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen is tijdens deze coronaperiode. Hierin is opgenomen dat een gedetineerde na nauw contact met een besmet persoon, niet in quarantaine hoeft, mits – voor zover relevant – de gedetineerde een boosterprik heeft gehad, negatief is getest en klachtenvrij is. Klager voldeed hieraan en had dus niet in afzondering geplaatst moeten worden.
Op 18 maart 2022 is ook aan klager een ordemaatregel opgelegd. Klager scoorde toen wel positief. Hoewel klager positief testte, had hij op basis van de eerdergenoemde brief maximaal vijf dagen in afzondering moeten blijven. Aan klager is een ordemaatregel opgelegd van acht dagen afzondering. Ook deze beslissing is in strijd met het beleid.
Het is niet duidelijk voor klager waarom er is afgeweken van het landelijke beleid. Dit maakt dat de ordemaatregelen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
Standpunt van de directeur
OH-2022-90
De directeur sluit zich aan bij wat door de beklagcommissie op dit punt is overwogen.
OH-2020-70
In de inrichting was er sprake van een forse uitbraak van het coronavirus. Meerdere medewerkers en gedetineerden scoorden positief op het coronavirus. Vanaf februari en maart 2022 waren er inderdaad – zoals de raadsvrouw terecht stelt in haar klaagschrift – versoepelingen aangekondigd. Net op het moment dat de versoepelingen zouden plaatsvinden, was er dus een enorme uitbraak in de inrichting. De directeur heeft de verantwoordelijkheid moeten nemen om de inrichting zo veilig en gezond mogelijk te houden en heeft geprobeerd zoveel mogelijk besmettingen te voorkomen. De situatie vroeg om strikte maatregelen, waaronder de oplegging van ordemaatregelen aan gedetineerden op afdelingen waar veel besmettingen waren geconstateerd. Er is alles aan gedaan om verdere verspreiding van het coronavirus in de inrichting te voorkomen. Het gevolg hiervan was dat aan gedetineerden alleen een minimaal dagprogramma kon worden aangeboden, waarbij gedetineerden wel in de gelegenheid zijn gesteld om dagelijks te luchten, maar waarin andere activiteiten noodzakelijkerwijs zijn afgeschaald.
Het is niet te zeggen of een mondkapjesplicht voldoende zou zijn geweest. Onder personeelsleden bestond nog wel een mondkapjesplicht. Ondanks deze mondkapjesplicht, zijn medewerkers besmet geraakt met het coronavirus.
Het beleid is bekend, maar daar is bewust van afgeweken. Dat klager al meerdere malen is gevaccineerd, treft geen doel. Ook al is klager gevaccineerd, er bestaat nog steeds de mogelijkheid om anderen te besmetten.
3. De beoordeling
Beklag a.
Niet ter discussie staat dat klager niet in de gelegenheid is gesteld om te mogen beeldbellen met zijn partner tijdens de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel die in is gegaan op 18 maart 2022. De reden van deze ordemaatregel is gelegen in het feit dat klager tijdens deze periode positief scoorde op het coronavirus. Klager verbleef in totaal acht dagen in afzondering in zijn eigen verblijfsruimte.
De Pbw regelt in Hoofdstuk VII het contact van de gedetineerden met de buitenwereld. Het betreft ingevolge de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II, 1994/95, 24263, nr. 3, p. 56) correspondentie, bezoek, telefoneren en contact met vertegenwoordigers van de media. Communicatie met behulp van het internet – waaronder beeldbellen – is niet in de Pbw geregeld.
De beroepscommissie overweegt dat voor de mogelijkheid tot beeldbellen, als alternatief voor het ontvangen van fysiek bezoek, aansluiting dient te worden gezocht bij artikel 38 van de Pbw. Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Pbw heeft een gedetineerde het recht gedurende ten minste één uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. Uit voornoemd artikel vloeit de verplichting van de directeur voort voldoende inspanningen te verrichten om de omstandigheden te creëren waaronder het bezoek ongestoord kan plaatsvinden. Naar het oordeel van de beroepscommissie valt hieronder ook het leveren van inspanningen voor goed functionerende internetverbindingen in het kader van digitaal bezoek.
Het is begrijpelijk dat het fysieke bezoek tijdens klagers isolatie geen doorgang heeft kunnen vinden. Dit betekent echter niet per definitie dat de mogelijkheid tot beeldbellen aan hem moet worden ontzegd. Als een gedetineerde onder deze omstandigheden een verzoek doet tot beeldbellen, dient de directeur zich voldoende in te spannen om een goed functionerende internetverbinding tot stand te brengen. Dit is anders indien de directeur gemotiveerd aanvoert dat het beeldbellen niet mogelijk is. Van dit laatste is niet gebleken.
Beklag b. en c.
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur in het nadeel van klager heeft afgeweken van het beleid dat uiteen is gezet in de eerdergenoemde brief van 31 januari 2022. Volgens dit beleid – voor zover relevant en samengevat – hoeft een gedetineerde niet in quarantaine geplaatst te worden, als hij geen klachten heeft, een boosterprik heeft gehad en negatief is getest op corona. Klager voldeed (in eerste instantie) aan deze vereisten en had volgens het beleid dan ook niet in quarantaine geplaatst hoeven worden. De directeur heeft klager echter wel in afzondering geplaatst (met quarantaine als doel). Kort daarna scoorde klager positief op corona. Volgens het beleid is in dit soort gevallen de isolatieduur vijf dagen. De directeur heeft echter aan klager een ordemaatregel opgelegd van acht dagen.
De beroepscommissie stelt voorop dat het uiteengezette beleid als uitgangspunt heeft te gelden. De directeur is in beginsel verplicht om dit beleid te volgen. Dit sluit echter niet uit dat onder bijzondere omstandigheden van dit beleid afgeweken kan worden. De directeur dient dit dan wel te motiveren om de redenen van de afwijking van dit beleid inzichtelijk te maken.
De directeur heeft impliciet in de bestreden beslissingen en expliciet in het beroepschrift gesteld dat er sprake was van een risicosituatie. Net op het moment dat er versoepelingen waren afgekondigd, was er in de inrichting sprake van een forse uitbraak van het coronavirus. Het is begrijpelijk dat in een dergelijke, uitzonderlijk kwetsbare situatie wordt afgeweken van het landelijke beleid. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur voldoende gemotiveerd uiteengezet welke redenen ten grondslag lagen aan het afwijken van het beleid. De beslissing om aan klager een ordemaatregel op te leggen en de duur daarvan, komt de beroepscommissie dan ook niet onredelijk of onbillijk voor.
Conclusie
De beroepscommissie zal het beroep van klager inzake beklag a gegrond verklaren, de uitspraak voor zover deze ziet op beklagnummer OH-2020-90 vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie ziet aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij stelt deze vast op €12,50.
De beroepscommissie zal het beroep van de directeur inzake de beklagen b. en c. gegrond verklaren, de uitspraak voor zover deze ziet op beklagnummer OH-2020-70 vernietigen en het beklag in zoverre alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager inzake beklag a gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €12,50.
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur inzake de beklagen b en c gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart de beklagen alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 22 december 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. drs. F.M.J. Bruggeman, leden, bijgestaan door mr. A. de Groot, secretaris.
secretaris voorzitter