Nummer 22/27284/GA
Betreft Klager
Datum 23 januari 2023
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn (hierna: de directeur)
1. De procedure
Klager (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen de maatregelen die hem zijn opgelegd vanwege zijn status als gedetineerde met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-maatregelen).
De beklagcommissie bij de PI Alphen heeft op 9 mei 2022 het beklag op formele gronden gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €35,- (AR 2022/181). De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.
De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.
De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. T.S. van der Horst in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van de directeur
De beklagcommissie heeft ten onrechte overwogen dat klager niet is gehoord voorafgaand aan de opgelegde maatregelen. Op de tweede pagina van de beschikking staat nadrukkelijk beschreven dat klager is gehoord op 23 februari 2022. Klagers belangen zijn wel degelijk meegewogen in de overweging van de directeur om de toezichtmaatregelen te handhaven. De belangenafweging is op schrift gesteld en voldoende toegelicht in de beschikking.
Standpunt van klager
De beklagcommissie heeft vastgesteld dat van (de inhoud van) het horen niets op schrift is gesteld. Daarmee is (voor de beklagcommissie) niet kenbaar wat er in het kader van het horen is aangevoerd en besproken en kan evenmin worden beoordeeld op welke wijze de verschillende belangen zijn gewogen en in hoeverre de visie van klager is betrokken bij de belangenafweging van de directeur. Klagers zaak is vergelijkbaar met bijvoorbeeld RSJ 15 januari 2020, R-19/4829/GA. De gevolgtrekking dat de klacht formeel gegrond is verklaard, is voor klager dan ook goed te begrijpen.
De directeur voert aan dat de belangenafweging voldoende is toegelicht in de beslissing. Klager betwist dit, nu uit de beslissing niet volgt wat er in het kader van het horen is aangevoerd en besproken of op welke wijze dit concreet heeft meegewogen bij de belangenafweging. De beslissing kent slechts algemeenheden. De directeur kan stellen dat er een uitgebreide en concreet op klager toegepaste belangenafweging heeft plaatsgevonden, maar dat blijkt niet uit de onderliggende stukken.
3. De beoordeling
De directeur kan toezichtmaatregelen opleggen aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst, als dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Voordat de directeur hiertoe beslist, dient de directeur een eigen belangenafweging te maken over de noodzaak van die toezichtmaatregelen. De beslissing moet worden genomen op basis van (ten minste) de informatie van het GRIP (indien van toepassing), de visie van de directeur en de informatie die de gedetineerde verschaft tijdens het horen door de directeur.
Gelet op het ingrijpende karakter van de toezichtmaatregelen moet de belangenafweging voor de gedetineerde inzichtelijk zijn en worden onderbouwd met een schriftelijke verslaglegging. De belangenafweging moet dus toetsbaar en kenbaar zijn. Zoals de beroepscommissie in RSJ 31 maart 2022, 21/19847/GA heeft overwogen verdient het de voorkeur dat de voor de beslissing relevante informatie en vooral de belangenafweging van de directeur in de beslissing zo duidelijk en volledig mogelijk naar voren komen (dus op schrift worden gesteld). De reden hiervoor is dat een belangenafweging op schrift de beslissing voor de gedetineerde zo begrijpelijk mogelijk maakt. Daarnaast kunnen op die manier de beklagcommissie en de beroepscommissie de beslissing toetsen. Het is echter daarnaast ook mogelijk om nadere informatie en/of afwegingen nog naar voren te brengen in de beklag- of beroepsprocedure.
Het horen van de gedetineerde dient voorafgaand en ten behoeve van de door de directeur te maken belangenafweging te geschieden. Het is in beginsel niet vereist dat de inhoud van het gesprek met zoveel woorden terug is te lezen in de beslissing van de directeur. Indien wel iets van de inhoud van het horen wordt opgenomen in de beslissing, maakt dat de beslissing echter veelal begrijpelijker en vergemakkelijkt dat de toetsbaarheid van de belangenafweging in beklag en beroep. Indien in de beslissing alleen melding wordt gemaakt van de omstandigheid dat klager voorafgaand aan de beslissing door de directeur is gehoord - zonder iets van de inhoud van het horen weer te geven - leidt dit dus niet zonder meer tot een gegrondverklaring van het beklag/beroep.
Niet in het geding is dat klager voorafgaand aan de beslissing is gehoord. De beroepscommissie is in dit geval van oordeel dat de enkele mededeling in de beslissing, dat klager voorafgaand aan de beslissing door de directeur is gehoord, voldoende is, nu uit de beslissing duidelijk volgt dat de directeur op basis van het horen en de andere beschikbare informatie een belangenafweging heeft gemaakt en vervolgens heeft uitgelegd waarom de maatregelen aan klager zijn opgelegd. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de door de directeur gemaakte belangenafweging in dit geval voldoende gemotiveerd is weergegeven in de bestreden beslissing. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de door de beklagcommissie aan klager toegekende tegemoetkoming komt daarmee te vervallen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Deze uitspraak is op 23 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter,
mr. E. Dinjens en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.
secretaris voorzitter