Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3541/JV, 6 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3541/JV

betreft: [klager] datum: 6 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.R. Kok, namens

[...], geboren op [1989], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2008, gehouden in de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder, zijn namens de Staatssecretaris gehoord [...] en [...].
Klager, die inmiddels in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, noch zijn raadsman mr. M.R. Kok is ter zitting verschenen. Wel heeft klagers raadsman het beroep schriftelijk nader toegelicht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft de ten behoeve van klager verleende machtiging proefverlof ingetrokken.

2. De feiten
Bij onherroepelijk rechterlijke uitspraak van 4 maart 2005 is klager de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel) opgelegd.
Op 2 mei 2007 heeft de Staatssecretaris j.j.i. Den Engh gemachtigd om klager met ingang van 11 mei 2007 proefverlof te verlenen.
Klager is met ingang van 21 december 2007 geplaatst op de opvangafdeling van j.j.i. Zwaag. Op 24 december 2007 is hij overgeplaatst naar de opvangafdeling van j.j. De Hartelborgt te Spijkenisse.
Klager is op 17 maart 2008 wegens beëindiging van de p.i.j.-maatregel in vrijheid gesteld.

3. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat de Staatssecretaris ten onrechte heeft besloten de verleende machtiging proefverlof in te trekken en klagers resocialisatieproces te onderbreken. Klager is op 13 november 2007 aangehouden op verdenking van een strafbaar
feit. Op 30 november 2007 is de gevangenhouding van klager bevolen. Op 21 december 2007 heeft het Gerechtshof Den Haag de voorlopige hechtenis opgeheven wegens het ontbreken van voldoende ernstige bezwaren. Aansluitend is klager gedetineerd gebleven
en
is hem de reden daarvan niet bekend gemaakt. Op 17 maart 2008 heeft het Gerechtshof Arnhem de verlenging van klagers p.i.j.-maatregel vernietigd, waarna klager in vrijheid is gesteld. Indien geen beroep had gelopen, zou klager nu nog gedetineerd zijn
zonder enig uitzicht op proefverlof.
Klager is gedurende drie maanden ten onrechte zijn vrijheid ontnomen en heeft daardoor schade geleden. Klager heeft recht en belang te weten waarom en wie de beslissing heeft genomen en of die beslissing (on)rechtmatig was. Om die reden is klager
ontvankelijk in zijn beroep.
Pas na ontvangst van de brief van 7 januari 2008 van de selectiefunctionaris werd duidelijk dat zijn proefverlof was vervallen en dat dit de reden was van zijn gesloten plaatsing in de j.j.i. Zwaag. Het tegen die plaatsing ingediende beroep (08/381/JB)
heeft klager vervolgens ingetrokken. Bij brief van 16 april 2008 stelt de selectiefunctionaris dat het proefverlof nooit is ingetrokken. Klager is dus aanvankelijk volledig in het ongewisse gelaten door geen enkele schriftelijke mededeling te
ontvangen,
vervolgens is hij onjuist geïnformeerd over de beslissingen die genomen zouden zijn en tot slot tracht de selectiefunctionaris gebruik te maken van de daardoor ontstane situatie. Als het proefverlof niet is ingetrokken, dient de intrekking van klagers
beroep tegen de plaatsing in j.j.i. Zwaag (08/381/JB) te worden vernietigd en het beroep opnieuw in behandeling te worden genomen vanwege de misleiding door de selectiefunctionaris.

De vertegenwoordiger van de Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep, primair omdat hij in vrijheid is gesteld en daarmee het belang aan het beroep is komen te ontvallen. Secundair omdat de verleende machtiging proefverlof nooit formeel is ingetrokken en
dus in stand is gebleven. Gedurende de voorlopige hechtenis is de p.i.j.-maatregel opgeschort. Na opheffing van de voorlopige hechtenis is de p.i.j.-maatregel weer gaan lopen is klager als p.i.j.-passant in een opvanginrichting geplaatst tot aan zijn
invrijheidstelling op 17 maart 2008. Als gevolg van het feit dat klager zijn beroep tegen die plaatsing heeft ingetrokken, is zijn verblijf in een opvanginrichting rechtmatig geweest.
Indien de beroepscommissie van oordeel is dat de machtiging wel is ingetrokken, dan waren daar gegronde redenen toe. Klager heeft als verdachte van het plegen van een strafbaar feit de algemene aan proefverlof verbonden voorwaarde van het niet plegen
van een strafbaar feit overtreden. Uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat de machtiging is ingetrokken daar klager is teruggeplaatst in een normaal beveiligde opvanginrichting. In deze inrichting kan de destijds aan de behandelinrichting Den Engh
verleende machtiging proefverlof niet gelden.
Erkend wordt dat de selectiefunctionaris feitelijk wel in telefonisch overleg met Den Engh de beslissing heeft genomen dat het proefverlof moest worden ingetrokken en dat klager daarover niet schriftelijk is ingelicht, waarvoor excuses worden
aangeboden. Als de machtiging wordt ingetrokken, wordt dit de directeur van de inrichting bericht, die dan de taak heeft de jeugdige daarover in te lichten.
Van misleiding van klager door de selectiefunctionaris is geen sprake. Klager heeft de schriftelijke beslissing tot zijn plaatsing als p.i.j.-passant in een opvanginrichting ontvangen en heeft daaruit kunnen afleiden dat zijn voorlopige hechtenis was
opgeheven en dat daardoor zijn p.i.j.-maatregel weer was gaan lopen.

4. De beoordeling
Klager kan in zijn beroep worden ontvangen nu hij belang heeft bij de beoordeling van de in het kader van dit beroep voorliggende vraag of de machtiging proefverlof is ingetrokken en zo ja, of deze beslissing mocht worden genomen.

In artikel 31 juncto 30 Bjj wordt het toestaan van het verlaten van de inrichting bij wijze van proefverlof geregeld, alsmede de daaraan te verbinden voorwaarden genoemd. Voor het verlenen van proefverlof door de directeur is een machtiging van de
Staatssecretaris vereist. Artikel 31, derde lid, juncto artikel 30, vierde lid, Bjj geeft de gronden aan waarop de directeur het proefverlof kan intrekken. Daarnaast kan de Staatssecretaris op grond van artikel 47 Rjj een verleende machtiging voor het
proefverlof intrekken, in welk geval de directeur verplicht is het proefverlof in te trekken. Hoewel in de wet en regelgeving geen gronden worden genoemd op grond waarvan de Staatssecretaris een verleende machtiging kan intrekken, kan in het licht van
de systematiek van de wettelijke regeling van het proefverlof geen andere conclusie worden getrokken dan dat de Staatssecretaris op dezelfde gronden als genoemd in artikel 30, vierde lid, Bjj de machtiging proefverlof kan intrekken.

Ingevolge artikel 30, vierde lid, Bjj is het overtreden van aan het proefverlof verbonden voorwaarden voldoende voor intrekking van het proefverlof.

Ingevolge artikel 47 Rjj geeft de Staatssecretaris van het intrekken van een machtiging tot het verlenen van proefverlof terstond kennis aan de directeur. De kennisgeving wordt, onder vermelding van de datum van ingang van de beslissing, schriftelijk
bevestigd. De directeur dient daarop het proefverlof in te trekken en een schriftelijke mededeling van de beslissing tot intrekking van het proefverlof aan de jeugdige uit te reiken.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting gaat de beroepscommissie er van uit dat de machtiging tot het verlenen van proefverlof feitelijk door de Staatssecretaris is ingetrokken en dat is verzuimd een schriftelijke mededeling van deze
beslissing aan de directeur van Den Engh te zenden, op grond waarvan deze klager een schriftelijke mededeling van de beslissing tot intrekking van het proefverlof had moeten en kunnen uitreiken.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 47 Rjj neergelegde mededelingsplicht, is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Staatssecretaris op formele grond te worden vernietigd.

Klager dient om die reden een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.

Vaststaat dat klager wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit, terzake waarvan hij is aangehouden en in voorlopige hechtenis is geplaatst. Er kan alsdan sprake zijn van overtreding van de aan het proefverlof verbonden algemene voorwaarde
dat
klager zich niet schuldig maakt aan enig misdrijf. Ook kan het proefverlof worden ingetrokken indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de jeugdige voor de algemene veiligheid van personen.
Gelet op de verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit mocht de Staatssecretaris de machtiging tot het verlenen van proefverlof intrekken. Opheffing van de voorlopige hechtenis kan daaraan niet afdoen.
Gelet op het vorenstaande kan de beslissing tot intrekking van de machtiging voor het verlenen van proefverlof, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd, zal de beroepscommissie met toepassing van artikel 78, vierde lid, Bjj in verbinding met artikel 73, derde lid, onder b, Bjj bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de
intrekking van de machtiging proefverlof in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

De beroepscommissie wijst klagers verzoek tot behandeling van het eerder ingetrokken beroep tegen zijn plaatsing in een gesloten opvanginrichting (08/381/JB) af.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep formeel gegrond en vernietigt de beslissing van de Staatssecretaris.
Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt dat de machtiging proefverlof is ingetrokken.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Staatssecretaris toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, voorzitter, mr. J. Calkoen-Nauta en dr. M. Smit, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 6 juni 2008

secretaris voorzitter

Naar boven