Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 22/25398/GV, 20 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    22/25398/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    20 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 17 januari 2022 klagers verzoek om langdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft op meerdere momenten een verzoek om langdurend re-integratieverlof ingediend. Uit de beslissing van 17 januari 2022 blijkt niet op welk verzoek om langdurend re-integratieverlof nu precies is beslist, behalve dat het verzoek pas op 23 december 2021 door verweerder zou zijn ontvangen. Daarnaast heeft verweerder het belang van klager niet meegewogen, aangezien de reden van de verlofaanvraag überhaupt niet wordt benoemd. 

Klagers raadsvrouw heeft op 10 januari 2022 namens klager nog verzocht aan de casemanager om met hem in gesprek te gaan. Ook uit correspondentie van de reclassering blijkt dat klager, zijn casemanager en de reclassering wel degelijk in gesprek zijn met elkaar om te kijken naar mogelijkheden tot re-integratie. Daarnaast is er sprake van een tegenstrijdigheid tussen de uitkomsten van de risicoscreener van de reclassering en uitkomsten van de risicoscreener van de inrichting. Nu verweerder enkel heeft volstaan met de mededeling dat er ernstige zorgen bestaan bij het verlenen van vrijheden aan klager buiten de inrichting, lijdt de beslissing ook op dit punt aan een motiveringsgebrek. Bovendien adviseren de politie en het Openbaar Ministerie positief. Tot slot is klagers positieve gedrag – waaronder het afronden van zijn opleiding en het plannen van sollicitatiegesprekken – niet meegenomen in de beslissing. 

Standpunt van verweerder
Klager heeft zijn verlofaanvraag niet met zijn casemanager besproken, waardoor de noodzaak en haalbaarheid van het verzoek niet zijn onderzocht. Ook is er geen concreet re-integratieplan met re-integratiedoelen en re-integratieactiviteiten opgesteld. 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat zij het betreurt dat zij, om uiteenlopende redenen, eerst nu beslist op dit beroep, temeer nu dit gaat over het verlenen van verlof.

Klager is sinds 9 juli 2016 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens verkrachting, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met de Opiumwet. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 8 maart 2023. 

Klager heeft er met juistheid op gewezen dat onduidelijk is op welk verzoek om verlof van klager de bestreden beslissing ziet. Eerst uit het verweerschrift blijkt dat klagers verzoek van 17 oktober 2021 om langdurend re-integratieverlof voor verblijf bij klagers ouders van 24 december 2021 tot en met 27 december 2021 is afgewezen. Dit is onvoldoende zorgvuldig. Dit kan echter niet afdoen aan het volgende.

Hoewel klager er opnieuw met juistheid op heeft gewezen dat zijn gedrag gedurende de gehele detentie door verweerder moet worden meegenomen bij de beslissing, neemt dit niet weg dat bepaalde gedragingen ertoe kunnen leiden dat klager externe vrijheden worden ontnomen (Kamerstukken II 2018-19, 35 122, nr. 3, p. 9). Naar het oordeel van de beroepscommissie is sprake van gedragingen die maken dat verweerder klagers verlof in redelijkheid kon afwijzen. Dat blijkt uit het volgende.   

Uit het vrijhedenadvies waarin de informatie per 11 november 2021 is neergelegd – waarop de bestreden beslissing mede is gebaseerd – volgt dat klager zijn verzoek niet heeft besproken met zijn casemanager. De kans van slagen is aldus ook niet besproken. Uit het dossier blijkt dat klager vanaf september 2021 tot januari 2022 het contact met zijn casemanager heeft geweigerd. De casemanager en de mentor hebben klager hierom op onderdelen ongewenst gekleurd. De vrijhedencommissie heeft na weging van de individuele belangen van klager in relatie tot de beschikbare informatie, rapportages en adviezen een negatief advies afgegeven over zijn verzoek om verlof. 

Verweerder werpt klager het vorenstaande tegen, evenals de omstandigheid dat hem is gebleken dat klager niet alle gedrags- en re-integratiedoelen die zijn opgenomen in zijn detentie- & re-integratieplan (D&R-plan) naleeft.  Het in gesprek gaan met de casemanager is als re-integratiedoel in het D&R-plan opgenomen. Verweerder heeft ook hierom het verzoek afgewezen. 

Klager is daarbij op 10 september 2021 overgeplaatst van de PI Lelystad naar de PI Heerhugowaard, omdat hij gefixeerd zou zijn op een vrouwelijke huisarts, werkzaam in de PI Lelystad. Dit is voorgevallen na het uitbrengen van het reclasseringsadvies van 21 april 2021, waarnaar klager steeds verwijst. 

Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 20 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven