Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/24281/GV, 20 oktober 2022, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2022

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    21/24281/GV
    
            
Betreft    [klager]
Datum    20 oktober 2022


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 8 november 2021 klagers verzoek om kortdurend re-integratieverlof afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. F.W.M. Hopmans, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Verweerder heeft de overwegingen van de beroepscommissie in de eerdere uitspraak in klagers zaak (RSJ 25 oktober 2021, 21/22935/GV) onvoldoende in acht genomen. Daaruit volgt namelijk het volgende. Het is in beginsel niet onredelijk dat klager op dit moment solliciteert naar een baan. Daarnaast heeft de wetgever het voeren van een sollicitatiegesprek expliciet genoemd als geëigend verlofdoel, vertoont klager gewenst gedrag en schat de reclassering de risico’s niet hoog in. Voornoemde punten zijn niet terug te vinden in de beslissing van verweerder. 

Wel noemt verweerder een aantal andere punten die niet zijn benoemd in de eerdere beslissing en in de voornoemde beroepsprocedure. Dit betreft bijvoorbeeld klagers overplaatsing van de Penitentiaire Inrichting (PI) Lelystad naar de PI Heerhugowaard, omdat hij een ongezonde fixatie zou hebben op een arts, werkzaam in de PI Lelystad. Daar is/was absoluut geen sprake van. Daarnaast zou klager een gesprek met zijn casemanager weigeren. Dat is ook niet waar. Klager heeft contact gehad met zijn casemanager, maar hij voelt dat hij niet serieus wordt genomen. Tot slot heeft klager juist zelf verzocht om een verwijzing naar De Waag. 

Verzocht wordt (onder meer) om een tegemoetkoming aan klager toe te kennen. 

Standpunt van verweerder
Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij sollicitatiegesprekken heeft. Hij heeft twee e-mailberichten overgelegd waarin een afspraak wordt bevestigd. Het zijn niet-officiële uitnodigingen voor sollicitatiegesprekken. Dat is ook één van de redenen dat het vrijhedenadvies negatief is. Hoewel klager zich goed gedraagt in de inrichting, volgt uit het multidisciplinair overleg dat er op basis van de risicoscreener zorgen bestaan wanneer vrijheden aan hem worden verleend. Blijkens het advies van 12 april 2021 acht de reclassering het wenselijk dat klager meewerkt aan een intake bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener. 

Klager is bij beslissing van 10 september 2021 overgeplaatst van de PI Lelystad naar de PI Heerhugowaard, omdat hij een ongezonde fixatie had op een arts, werkzaam in de PI Lelystad. Daarnaast volgt uit het detentie- en re-integratieplan (D&R-plan) dat klager naar vrouwelijk personeel staart. Uit navraag bij de inrichting blijkt bovendien dat klager vaak naar het kantoor van de arbeidsmedewerkers gaat, wat als storend en ongemakkelijk wordt ervaren. Inmiddels is klager op 18 januari 2022 teruggeplaatst naar het basisprogramma, omdat hij niet meewerkt aan trajectgesprekken met zijn casemanager. Tot slot blijkt uit het dossier van klager dat hij op 16 februari 2022 een medewerker van Stichting Exodus heeft bedreigd. 

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat zij het betreurt dat zij, om uiteenlopende redenen, eerst nu beslist op dit beroep, temeer nu dit gaat over het verlenen van verlof.

Klager is sinds 9 juli 2016 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens verkrachting, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met de Opiumwet. De (fictieve) einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 8 maart 2023.

Verweerder heeft op 16 augustus 2021 klagers verzoek tot kortdurend re-integratieverlof afgewezen. Namens klager is tegen deze beslissing beroep ingesteld. De beroepscommissie heeft dit beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen (RSJ 25 oktober 2021, 21/22935/GV). Verweerder heeft op 8 november 2021 wederom negatief beslist. Die beslissing vormt de bestreden beslissing in onderhavige beroepsprocedure. 

De wet- en regelgeving
In artikel 15 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat re-integratieverlof alleen wordt verleend voor een re-integratiedoel dat is vastgelegd in het D&R-plan. Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
-    de mate waarin en de manier waarop de gedetineerde, door zijn gedrag gedurende de gehele detentie, een bijzondere geschiktheid heeft laten zien voor een terugkeer in de samenleving;
-    de mogelijkheid om de risico’s die aan het verlof zijn verbonden te beperken en te beheersen;
-    de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen, in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof (als de gedetineerde is veroordeeld voor een misdrijf als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering);
-    de inspanningen die de gedetineerde heeft geleverd om de schade te vergoeden die het strafbare feit heeft veroorzaakt.

In artikel 19, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat kortdurend re-integratieverlof niet langer duurt dan noodzakelijk voor het realiseren van het doel waarvoor dit verlof wordt verleend en dat dit verlof begint en eindigt op dezelfde dag. In het tweede en derde lid is bepaald vanaf welk moment een gedetineerde voor dit verlof in aanmerking komt (op basis van de hoogte van de opgelegde straf, het gedeelte dat hij heeft ondergaan en het gedeelte dat hij nog moet ondergaan). Volgens het vierde lid kan worden afgeweken van het tweede en derde lid, op grond van zwaarwegende redenen die zien op de re-integratie van de gedetineerde.

In de artikelen 4 en 16 van de Regeling is benoemd om welke redenen verlof wordt geweigerd en welke gedetineerden niet in aanmerking komen voor re-integratieverlof.

De beoordeling
Klager heeft verzocht om kortdurend re-integratieverlof om een sollicitatiegesprek te voeren.     De beroepscommissie stelt vast dat klager op grond van artikel 19, derde lid, van de Regeling in aanmerking kan komen voor kortdurend re-integratieverlof. Het verlenen van kortdurend re-integratieverlof is bestemd voor in het D&R-plan vastgestelde re-integratieactiviteiten die niet binnen de muren van de inrichting kunnen worden verricht, waarbij onder meer kan worden gedacht aan het voeren van een sollicitatiegesprek bij een werkgever (Kamerstukken II 2018-19, 35 122, nr. 3, p. 16). 

Voor zover verweerder (eerst in dit – tweede – beroep) de twee overgelegde e-mailberichten heeft bestempeld als ‘niet-officiële uitnodigingen voor sollicitatiegesprekken’, is de beroepscommissie van oordeel dat op basis van deze berichten voldoende aannemelijk is geworden dat de sollicitatiegesprekken daadwerkelijk gepland waren (vergelijk RSJ 20 oktober 2022, 21/23573/GV).

Hoewel het gedrag van klager gedurende de gehele detentie door verweerder moet worden meegenomen bij de beslissing, neemt dit niet weg dat bepaalde gedragingen ertoe kunnen leiden dat klager externe vrijheden worden ontnomen (Kamerstukken II 2018-19, 35 122, nr. 3, p. 9). Naar het oordeel van de beroepscommissie is sprake van omstandigheden die ertoe leiden dat verweerder klagers verlof in redelijkheid kon afwijzen. Dat blijkt uit het volgende. 

De directeur van de PI Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Klager heeft geen behandeling gehad ten opzichte van de door hem gepleegde delicten en hij lijkt de ernst van zijn delicten niet in te zien. Gelet op de aard van de delicten en de frequentie waarin deze zijn gepleegd, maakt de directeur van de PI Lelystad zich ernstige zorgen bij het verlenen van vrijheden. 

Daarbij komt dat klager in de PI Lelystad ongewenst gedrag heeft vertoond, waarbij de veiligheid van een personeelslid van de medische dienst in het geding is gekomen. Klager zou gefixeerd zijn op een arts. Het is de beroepscommissie ambtshalve bekend dat de arts klagers voorkeur voor haar zelfs enigszins bedreigend heeft ervaren en dat klagers gedrag heeft geleid tot onrust en gevoelens van onveiligheid bij het personeel van de PI Lelystad. Klager is daarom op 10 september 2021 overgeplaatst naar de PI Heerhugowaard. 

Gelet op het voorgaande, kan de bestreden beslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.


4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.


Deze uitspraak is op 20 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, mr. A. Pahladsingh en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven