Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1045/GV, 26 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1045/GV

betreft: [klager] datum: 26 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.C. Meijer, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 april 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De door de Staatssecretaris aangevoerde gronden zijn niet voldoende gemotiveerd. Er kan geen enkele twijfel bestaan ten aanzien van het opgegeven verlofadres. Indien verlof wordt verleend, zal klager
zich ook daadwerkelijk op dat verlofadres (kunnen) bevinden. Uit het uittreksel basisadministratie blijkt dat de vriendin van klager wel degelijk staat ingeschreven op het opgegeven verlofadres. Klager betwist de juistheid van het negatieve advies van
het OM.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De politie stelt in haar advies dat de vrouw die verondersteld werd op het opgegeven verlofadres te wonen, daar niet woont en het adres mogelijk als postadres gebruikt. De
politie ontkent niet dat de vrouw op het betreffende adres staat ingeschreven. Zij woont daar niet fysiek. In het negatieve advies van het OM schrijft de advocaat-generaal dat uit de strafmotivering van de rechtbank naar voren komt dat klager zijn
slachtoffers ook vanuit zijn detentie tracht te beïnvloeden. In dit stadium van de procedure acht de AG niet gewenst dat klager verlof wordt toegestaan. Verder heeft klager een nog openstaande zaak die waarschijnlijk in augustus of september zal worden
behandeld. Hiermee staat de einddatum van klager niet vast en kan hij geen verlof aanvragen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van het huis van bewaring Amsterdam heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, op grond van de nog openstaande zaak en het negatieve advies van het OM.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven dat hij het niet wenselijk vindt in dit stadium van de procedure (verdachte en OM zijn in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank) aan klager algemeen verlof te
verlenen.
De politie Haaglanden heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens mensenhandel. De fictieve einddatum van klagers detentie is op of omstreeks 18 maart 2009.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de advies van de politie komt naar voren dat op het opgegeven verlofadres klagers vriendin niet woonachtig is. De vriendin gebruikt het adres vermoedelijk als postadres. Het OM adviseert negatief omdat klager ook vanuit detentie nog tracht
slachtoffers te beïnvloeden. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder g en j van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het
beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 26 mei 2008

secretaris voorzitter

Naar boven