Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 21/20443/GA, 3 januari 2023, beroep
Uitspraakdatum:03-01-2023

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

 

Nummer          21/20443/GA    

           

Betreft [klager]

Datum 3 januari 2023

 

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan de arbeid, voor de duur van zeven dagen, zonder uitbetaling van loon, vanwege werkweigering, ingaande op 15 december 2020 om 11:00 uur.

De beklagrechter bij de PI Nieuwegein heeft op 11 maart 2021 het beklag gegrond verklaard en daarbij aan klager een tegemoetkoming toegekend van €15,20 (NM2020/1621 en NM2020/1622). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. F.A. van Katwijk in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De beoordeling

Met het oog op zijn veiligheid en gezondheid wilde klager (net als enkele medegedetineerden) op 15 december 2020 tijdens de landelijk afgekondigde corona-lockdown in december 2020 niet aan de arbeid deelnemen.

 

In beroep heeft de directeur, samengevat, de volgende nadere toelichting gegeven.

Het plaatsvervangend hoofd arbeid (en de dienstdoende arbeidsmedewerker/werkmeester) heeft (hebben) uitgelegd dat de arbeidszalen coronaproof waren ingericht, dat er op dat moment geen besmettingen waren in de PI Nieuwegein en dat het dagprogramma zo veel mogelijk doorgang vond. Klager kreeg de keuze voorgelegd om de arbeid al dan niet te hervatten. Omdat hij volhardde in zijn standpunt, is hem verteld dat zijn gedrag werd aangemerkt als werkweigering en dat een schriftelijk verslag zou worden opgemaakt. De directeur en het plaatsvervangend hoofd arbeid hebben tijdens het hoorgesprek het bovenstaande opnieuw uitgelegd en klager de optie gegeven om de volgende dag weer aan het werk te gaan. Klager gaf opnieuw aan dat hij tijdens de landelijke lockdown niet aan de arbeid wilde deelnemen. Daarop is de bovengenoemde disciplinaire straf opgelegd vanwege werkweigering. Na afloop van de disciplinaire straf heeft hij zich weer aangemeld en is hij weer opgeroepen voor de arbeid.

De directeur stelt, zowel in beklag als in beroep, dat hij niemand heeft gesanctioneerd die (tijdens het hoorgesprek) aangaf weer naar de arbeid te willen gaan, alsook dat klager het aanbod om weer aan het werk te gaan heeft afgeslagen. De beroepscommissie ziet geen reden om hieraan en aan de hierboven door de directeur beschreven gang van zaken te twijfelen. Dat klager tijdens het hoorgesprek van gedachten veranderde en hem desondanks een disciplinaire straf is opgelegd vindt geen steun in het dossier, in het bijzonder omdat zijn opvatting over het doorgaan van de arbeid tijdens de lockdown juist de directe aanleiding vormde van zijn beklag.

Het is de beroepscommissie, tot slot, niet gebleken dat klager aan de arbeid moest deelnemen, terwijl de toen geldende RIVM-richtlijnen niet konden worden nageleefd. Over de getroffen coronamaatregelen tijdens de arbeid heeft de directeur (verder) toegelicht dat de arbeidszaal zo was ingedeeld dat gedetineerden op anderhalve meter afstand van elkaar konden werken en dat er extra werd schoongemaakt. Daarnaast hield het personeel afstand en droegen zij een mondkapje en handschoenen.

Gelet op het voorgaande kon klagers gedrag in redelijkheid als strafwaardig worden aangemerkt. De aan hem opgelegde disciplinaire straf kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep van de directeur daarom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren. De grondslag voor de toegekende tegemoetkoming komt hiermee te vervallen.

 

3. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 3 januari 2023 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.B. Oreel, voorzitter,
mr. E. Dinjens en mr. R.H. Koning, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

 

 

secretaris        voorzitter

Naar boven