Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 08/1235/GV, 3 juni 2008, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 08/1235/GV

betreft: [klager] datum: 3 juni 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 mei 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft naar aanleiding van de terminale fase waarin zijn moeder verkeert en de zware psychische en emotionele aftakeling van zijn vader conform de geldende regels om strafonderbreking verzocht. Volgens de selectiefunctionaris kan slechts in zeer
bijzondere gevallen strafonderbreking verleend worden en hiervoor wordt verwezen naar artikel 36. De selectiefunctionaris schiet in ernstige mate tekort ten aanzien van de interpretatie van dit artikel. Klagers moeder bevindt zich in levensgevaar en
zijn vader bevindt zich in ernstige psychische en emotionele nood. Klager heeft, verwijzend naar artikel 24, hun toestand voldoende aangetoond. De situatie voldoet dus aan alle criteria. Het argument dat in de zorg van klagers moeder is voorzien kan
verworpen worden, want dat betreft slechts de basiszorg en geen psychische en emotionele zorg en ondersteuning van hun enig kind. De reden dat klager niet met het begeleid verlof wil gaan, is omdat dit de laatste keer op een zeer amateuristische wijze
is geschied. Klagers moeder is hierdoor nog steeds emotioneel ontdaan. Klager wil zijn ouders op een waardige en humane manier in hun laatste fase bijstaan.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzoekt om strafonderbreking om de zorg van zijn ouders op zich te nemen. Enerzijds is zijn moeder terminaal en zij verblijft in de Hospice Bethlehem te Nijmegen. Zij is daar eind april opgenomen. De medische verzorging is goed geregeld. De
medische verwachting van patiënten die daar worden opgenomen is dat zij binnen drie maanden komen te overlijden.
Anderzijds is de emotionele situatie van klagers vader aanleiding van het verzoek. Hij bezoekt dagelijks zijn stervende vrouw.
Klager verblijft in de gevangenis Grave. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar wegens overtreding van artikel 312 Wetboek van Strafrecht. De v.i.-datum is 22 september 2008.
Volgens het Uittreksel Justitieel Documentatieregister komt klager sinds 1992 regelmatig met politie en justitie in aanraking. Hij wordt veelvuldig berecht voor oplichting, flessentrekkerij of verduistering. In detentie neemt klager het ook niet zo
nauw
met het waarheidsgehalte met wat hij zegt. In 2005 verbleef klager in PI Nieuw Vosseveld te Vught. Toen werd zes weken strafonderbreking verleend in verband met de situatie rond zijn ouders. Na de strafonderbreking is klager niet teruggekeerd naar de
inrichting. De huidige detentie begon op 3 juni 2007. Vanaf 20 juni 2007 is aan klager schorsing verleend tot 5 juli 2007, wederom in verband met de situatie rond zijn ouders. Klager is ook niet teruggekeerd na de schorsing en hij heeft zich zeven
maanden onttrokken aan detentie. De delicten die klager pleegt en het feit dat hij zich tweemaal heeft onttrokken aan detentie laten zien dat hij onbetrouwbaar is in het maken van afspraken.
Op 11 februari 2008 is klager opnieuw ingesloten. Op 14 april 2008 heeft klager onder begeleiding van DV&O een bezoek aan zijn moeder gebracht. Toen zijn moeder werd overgebracht naar de hospice mocht klager wederom onder begeleiding op bezoek bij zijn
moeder, maar hij heeft hiervan afgezien.
Dat klagers moeder in een terminale situatie verkeert, staat buiten kijf. Met haar verblijf in de hospice is haar medische verzorging gegarandeerd. Op dit punt bestaat er dus geen noodzaak om klager strafonderbreking te verlenen.
Klager wordt in de gelegenheid gesteld om zijn moeder onder begeleiding te bezoeken. Na telefonisch overleg met de hospice is het bezoek aan klagers moeder zo te organiseren dat klager tijdens het bezoek alleen is met zijn moeder, zodat hij op een
humane wijze afscheid kan nemen van zijn moeder.
De hospice is gevestigd in een klooster met een afgeschermde binnenplaats. In goed overleg met de begeleider van DV&O is het bespreekbaar dat begeleiding ‘op afstand’ mogelijk is. Het bezoek kan plaatsvinden in een ruimte waar één toegangsdeur is.
Gelet
op deze mogelijkheid blijft de Staatssecretaris bij de eerder genomen beslissing omtrent het verzoek om strafonderbreking.

Op klagers aanvraag is het volgende advies uitgebracht.
De directeur van het Huis van Bewaring Doetinchem heeft aangegeven twijfels te hebben of een eventuele strafonderbreking goed zal verlopen, nu klager tijdens de huidige en eerdere detentie niet terugkeerde van strafonderbreking en schorsing.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van één jaar met aftrek, wegens – kortweg – diefstal met geweldpleging. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 22 september 2008.

Krachtens artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/DJI/98, hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet
kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling is – kort gezegd – bepaald dat strafonderbreking verleend kan worden voor de verzorging van onder andere een ernstig zieke ouder of in de gevallen van levensgevaar of
ernstige psychische nood. In de toelichting op de Regeling komt naar voren dat strafonderbreking ziet op een tijdelijke en noodzakelijke afwezigheid buiten de inrichting. Het gaat steeds om individueel bepaalde, uitzonderlijke en vaak onverwachte
gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer die een zwaarwegende reden vormen voor het verlenen van verlof en die relatief gezien steeds beperkt in aantal zijn.

De beroepscommissie stelt uit de verstrekte stukken vast dat klagers moeder terminaal is. Tevens stelt de beroepscommissie vast dat klager zich tijdens zijn huidige detentie bij gelegenheid van schorsing ruim zeven maanden aan zijn detentie heeft
onttrokken, namelijk in de periode van 5 juli 2007 tot 11 februari 2008. Klager heeft zich reeds eerder op 27 april 2005 ruim twee weken onttrokken aan zijn detentie bij gelegenheid van strafonderbreking. De beroepscommissie is van oordeel dat deze
onttrekkingen een forse contra-indicatie vormen voor het toekennen van strafonderbreking en dat deze, mede gezien het gegeven advies, een afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking rechtvaardigen. Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat
de
Staatssecretaris zich voldoende inspant om het bezoek op een andere wijze, namelijk met begeleid incidenteel verlof, en op een zo humaan mogelijke manier tracht te organiseren. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle
in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.M.M. van Woensel en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 3 juni 2008.

secretaris voorzitter

Naar boven