Nummer 22/29554/SGA
Betreft [verzoeker]
Datum 28 september 2022
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van de Penitentiaire Inrichting Nieuwegein (hierna: de directeur) om verzoeker in een meerpersoonscel (MPC) te plaatsen bij een gedetineerde met ernstige gehoorbeschadiging met (bijzonder) hinderlijk gedrag tot gevolg.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reacties van de directeur op het schorsingsverzoek, van het klaagschrift (beklagkenmerk nm2022-800) en van de nadere toelichting van verzoekers raadsman van 26 september 2022.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Niet betwist wordt dat verzoeker geschikt is voor plaatsing in een MPC. Namens verzoeker is echter aangevoerd dat hij zijn celgenoot niet geschikt acht voor plaatsing in een MPC, omdat deze gedetineerde een gehoorbeschadiging heeft en om die reden in de nacht de televisie aanzet en deze niet wenst uit te zetten. Verzoeker krijgt daardoor weinig tot geen nachtrust. De directeur voert aan dat voor verzoekers celgenoot geen contra-indicatie is afgegeven voor plaatsing in een MPC. Verder is door de directeur aangevoerd dat, en anders dan namens verzoeker is aangevoerd, niet is gebleken dat verzoeker verzoeken heeft gedaan bij het afdelingshoofd om een herziening van zijn plaatsing in de MPC dan wel dat verzoeken tot herplaatsing zijn afgewezen. Verzoeker heeft wel een verzoek gedaan voor een gesprek met een gedragsdeskundige, aldus de directeur.
De voorzitter overweegt dat op grond van artikel 11a, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden als uitgangspunt geldt dat gedetineerden in een MPC worden geplaatst, tenzij zij hiervoor ongeschikt worden geacht. De beoordeling van mogelijke ongeschiktheid voor plaatsing in een MPC en het afgeven van een contra-indicatie daartoe is voorbehouden aan de medische dienst van de inrichting. Het is de voorzitter niet gebleken dat verzoeker of zijn celgenoot over een dergelijke contra-indicatie beschikken. Hoewel de voorzitter begrijpt dat (bijzonder) hinderlijk gedrag van een celgenoot vervelend kan zijn, is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter uit de stukken onvoldoende aannemelijk geworden dat de directeur onzorgvuldig heeft gehandeld bij verzoekers plaatsing in de MPC met de huidige celgenoot. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de directeur tot verzoekers plaatsing in de MPC niet op voorhand als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De voorzitter zal het verzoek afwijzen.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is op 28 september 2022 gedaan door mr. C.N. Dijkstra, voorzitter, bijgestaan door mr. L. van der Linden, secretaris.
secretaris voorzitter