Nummer 22/25621/GM
Betreft [klager]
Datum 10 oktober 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Heerhugowaard (hierna: de inrichtingsarts). Klager vindt dat hij vanwege paniekaanvallen geen mondkapje hoeft te dragen.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. S.N.M. Lousberg, en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
De medische dienst heeft zes keer geweigerd klager te zien, terwijl hij al in de wachtruimte zat. Hem zijn structureel consulten onthouden. De reden was dat hij geen mondkapje droeg. Het dragen van een mondkapje is voor hem voor een langere periode onmogelijk vanwege paniekaanvallen, die gepaard gaan met ernstige hyperventilatie.
Ondanks zijn herhaaldelijk verzoek om dit in consideratie te nemen, werd hij telkens weggestuurd zonder te zijn gezien door de arts. Dat hij dit niet eerder dan op 25 november 2021 heeft aangegeven is ten dele onjuist. Er was voor klager geen aanleiding om het eerder te melden, omdat een eerdere vergelijkbare situatie niet was voorgekomen. De medische klachten waren van dien aard dat het belang van een consult ver boven de discussie van het al dan niet dragen van een mondkapje had moeten staan. Klagers klachten bestonden uit een gebroken vinger, slikproblemen en het in ernstige mate last hebben van zijn rechteroog. In het verleden was hij daarvoor al drie keer verwezen naar een oogkliniek. Klager is geïrriteerd door de omstandigheid dat andere personen zonder mondkapje in de wachtruimte wel werden geholpen. Klager vindt dat selectief en discriminerend. Klager verzoekt de beslissing van de medisch adviseur te vernietigen en hem toegang te verlenen tot de medische dienst met inachtneming van de handicap die het dragen van een mondkapje voor hem met zich meebrengt. Klager verwijst naar artikel 42 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), de artikelen 39 tot en met 48 van de Europese gevangenisregels en artikel 24 van de Nelson Mandela Rules van de Verenigde Naties.
Standpunt van de inrichtingsarts
Uitzonderingen voor het dragen van een mondkapje op plekken waar dat verplicht is, kunnen worden gemaakt voor mensen die vanwege een beperking of ziekte fysiek niet in staat zijn een mondkapje te dragen of op te zetten (bijvoorbeeld door een gezichtsaandoening), die door het dragen van een mondkapje last krijgen van hun gezondheid (bijvoorbeeld door een longaandoening), die ernstig ontregeld raken van het dragen van een mondkapje (bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke beperking of een psychische aandoening) of die afhankelijk zijn van non-verbale communicatie (bijvoorbeeld liplezen). De medische dienst is van mening dat klager niet voldoet aan deze uitzonderingen. In het medisch dossier is geen sprake van een psychische aandoening waarbij klager ernstig ontregeld kan raken. Daarnaast gaat het om het kortdurend dragen van een mondkapje in de wachtruimte van de medische dienst, waarbij de verplichting van een mondkapje noodzakelijk is vanwege de eventuele aanwezigheid van zowel besmettelijke (met of zonder klachten) als kwetsbare patiënten die wachten op consultatie van de huisarts of andere hulpverleners. Daarnaast lijkt het overbodig om het belang van infectiepreventie in detentie te benoemen vanwege het gesloten karakter dat een PI met zich meebrengt met extra risico voor medegedetineerden en personeel.
Klager is in de wachtruimte van de medische dienst in de PI Heerhugowaard meerdere malen aangesproken op het niet dragen van een mondkapje en vanwege het pertinent weigeren hiervan verzocht om dan te vertrekken. Er is dus sprake geweest van het correct opvolgen van de coronaregels in de wachtruimte die ook duidelijk aangekondigd staan op de deuren van de wachtruimte en vanuit de afdelingen richting de gedetineerden duidelijk gecommuniceerd zijn op papier. Er is volgens de medische dienst geen sprake geweest van structurele onthouding van consultatie voor klager, aangezien de mogelijkheid tot telefonische consultatie tijdens het spreekuur van de verpleegkundigen ten allen tijde open heeft gestaan en klager ten allen tijde tijdens het verpleegkundigen- en/of huisartsenspreekuur gezien kon worden mits hij een mondkapje in de wachtruimte droeg. Bovendien is klager, ondanks het weigeren van een mondkapje, meerdere keren uitgebreid fysiek op spreekuur gezien op 25 november 2021 (door een verpleegkundige), 29 november 2021 (door de huisarts), 2 december 2021 (door een verpleegkundige), 7 december 2021 (door de huisarts), 14 januari 2022 (door een opticien) en 1 februari 2022 (door de huisarts) wat structurele onthouding van een consult tegenspreekt. Klager is op 9 december 2021 en 21 januari 2022 niet verschenen op het verpleegkundig spreekuur ondanks daarvoor te zijn ingeschreven. Daarnaast heeft op 18 januari 2022 nog een uitgebreid telefonisch consult door de huisarts plaatsgevonden.
Nooit is er een paniekaanval bij het dragen van een mondkapje bij klager geobjectiveerd of geregistreerd in het medisch dossier. Er is in het medisch dossier ook geen registratie van een eerder hyperventilatiesyndroom. Daarnaast is klager in de PI Alphen meerdere keren op spreekuur geweest waarbij het dragen van een mondkapje ook verplicht was en er geen uitzondering werd gemaakt. Ook is klager op 11 november 2021 zonder problemen op de polikliniek Oogheelkunde in Noordwest Ziekenhuisgroep gezien, alwaar op dat moment ook een mondkapjesplicht gold. Op 14 januari 2022 is klager bij het bezoek aan de opticien op de medische dienst met een mondkapje op gezien zonder dat sprake was van een paniekaanval.
De bewering van klager dat hij niet langdurig een mondkapje kan dragen en hierbij zelfs een paniekaanval in zeer ernstige vorm krijgt, strookt dus niet met een aantal waarnemingen. Klager is ook verwezen naar de psycholoog voor bespreking en behandeling van zijn angstklachten, maar op 23 november 2021 heeft hij persoonlijk aan de psycholoog te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een gesprek hierover.
Klager is vóór 25 november 2021 meerdere keren op de medische dienst in de PI Alphen en op 11 november 2021 op poliklinisch bezoek geweest, waarbij op beide locaties ook een mondkapjesplicht gold (navraag is gedaan bij de medische dienst in de PI Alphen en de polikliniek Oogheelkunde in Noordwest Ziekenhuisgroep). Het is dan ook opmerkelijk dat er geen sprake is van een eerdere melding over het niet kunnen dragen van een mondkapje door klager. Ten onrechte heeft klager op 24 december 2021 aangegeven dat hij van de arts een vrijstelling voor een mondkapje had gekregen.
Klagers vingerklachten zijn pas drie weken na het ongeval door klager gemeld. Klagers slikproblemen zijn uitvoerig door de huisarts onderzocht, waarbij op 26 oktober 2021 vanuit de PI Alphen en op 4 november 2021 (vanwege overplaatsing naar de PI Heerhugowaard) opnieuw is verwezen naar de MDL-arts voor een gastroscopie. Klager heeft zelf besloten op 12 november 2021 een gastroscopie te weigeren waarbij op 15 november 2021 opnieuw een verwijzing is gedaan naar de MDL-arts met een verzoek van klager om geen gastroscopie te doen maar een CT-scan uit te voeren. Vervolgens heeft klager zijn poliklinische MDL-consult op 15 december 2021 geweigerd. Daarna heeft klager op 3 januari 2022 zijn van tevoren geplande telefonische consult met de MDL-arts geweigerd. Er is in de tussentijd geen sprake geweest van verergering van het slikprobleem. Telefonisch advies van de MDL-arts op 3 januari 2022 aan de verpleegkundige om een protonpompremmer te slikken heeft klager ook geweigerd. Voor het visusprobleem, dat in eerste instantie het linkeroog, later beide ogen en tijdens het laatste consult bij de huisarts het rechteroog betrof, is klager verwezen naar de oogarts in het Oogziekenhuis Rotterdam in november 2021 vanuit de PI Alphen.
Op 8 november 2021 is klager wederom, maar nu vanuit de PI Heerhugowaard, verwezen naar de oogarts in Noordwest Ziekenhuisgroep die bij uitgebreid oogheelkundig onderzoek geen afwijkingen constateerde en de klacht als oogmigraine beoordeelde. Eerdergenoemde klachten of het vervolg van de klachten vormden dus geen reden het dragen van een mondkapje in de wachtruimte van de medische dienst te veronachtzamen. De veiligheid van klager is hierbij niet in het gedrang geweest. Daarnaast is de medische dienst van mening dat klager ook zelf een verantwoordelijkheid heeft om zijn gezondheid niet te benadelen. Ten slotte is het voor klager altijd mogelijk geweest om zijn klachten zonder mondkapje tijdens een telefonisch spreekuur te bespreken.
De medische dienst heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen schending is geweest van klagers recht op verzorging door een arts en dat dit recht hem ook nooit is ontnomen. De medische dienst is echter van mening dat klager zijn eigen verantwoordelijkheid als patiënt heeft verzaakt door niet mee te werken aan verder onderzoek en behandeling en het dragen van een mondkapje in de wachtruimte te weigeren en niet open te staan voor andere oplossingen. De medische dienst is van mening dat de artikelen 39 tot en met 48 van de European Prison Rules niet zijn geschonden omdat de medische dienst blijvend toegankelijk is geweest voor klager. Ook is de medische dienst van mening dat artikel 24 van de Nelson Mandela Rules niet is geschonden. Het tegendeel is zelfs het geval. In de wachtruimte van de medische dienst wordt dezelfde mondkapjesplicht gehanteerd als buiten detentie in huisartsenpraktijken conform het advies van het Nederlands Huisartsen Genootschap.
De medische dienst biedt klager excuses aan als er eventueel toch een medegedetineerde is geweest in de wachtruimte die geen mondkapje droeg. Dit is tegen de regels. Iedereen moet daarop worden aangesproken door de medische toezichthouder of zorgverlener van de medische dienst, tenzij sprake is van een vrijstelling. Het team van de medische dienst is erop geattendeerd hier nog beter op te letten zolang de mondkapjesplicht in de wachtruimte geldt.
De medische dienst is altijd voor klager beschikbaar en blijft ernaar streven om klager zo goed mogelijk medische bijstand te verlenen, ondanks zijn weigering om een mondkapje te dragen. Mocht de medische situatie van klager in de toekomst veranderen dan staat de medische dienst ervoor open de verplichting van het dragen van een mondkapje te heroverwegen.
3. De beoordeling
Klagers beroep is gericht tegen het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur van 17 januari 2022. De beroepscommissie zal dit verbeterd lezen en het beroepschrift zo uitleggen dat het is gericht tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts.
Op grond van de inlichtingen van de inrichtingsarts acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klagers medische gegevens geen objectiveerbare reden bieden voor klagers stelling dat op hem één van de uitzonderingen op het dragen van een mondkapje van toepassing is. Er zijn ook geen paniekaanvallen van klager geregistreerd. De inrichtingsarts heeft zich dan ook op het standpunt kunnen stellen dat er geen indicatie was om klager voor de mondkapjesplicht een vrijstelling te geven. De verplichting tot het dragen van een mondkapje, die voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden geldt, is naar het oordeel van de beroepscommissie niet in strijd met hogere wetgeving.
De door de inrichtingsarts beschreven gang van zaken bevat geen aanwijzingen dat klager de toegang tot de medische dienst is onthouden. Voor klager was er ook de mogelijkheid van een telefonisch consult en klager is, ondanks het weigeren van een mondkapje, meerdere keren uitgebreid fysiek op het spreekuur gezien. De medische dienst heeft de regels gevolgd wanneer klager de toegang werd geweigerd vanwege het niet dragen van een mondkapje, op dezelfde wijze als op dat moment buiten de inrichting gebeurde. Dat er mogelijk een keer een medegedetineerde zonder mondkapje in de wachtruimte aanwezig is geweest, neemt niet weg dat de mondkapjesplicht nog onverkort van toepassing was. Klager is voor zijn angstklachten verwezen naar de psycholoog, maar heeft te kennen gegeven daar geen behoefte aan te hebben. Klager is onderzocht en voor zijn oogklachten naar een oogarts doorverwezen en voor zijn slikproblemen naar de MDL-arts, maar klager heeft twee keer een consult bij de MDL-arts geweigerd.
Nu klager de beroepscommissie bovendien niet in staat heeft gesteld om mede door raadpleging van zijn medische gegevens zich een oordeel te vormen over zijn standpunt, komt zij op basis van de voorhanden stukken tot de conclusie dat klagers klachten serieus zijn genomen en dat de inrichtingsarts voldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht.
Gelet op het voorgaande kan het handelen van de inrichtingsarts niet worden aangemerkt als in strijd met de norm zoals bedoeld in artikel 71f, derde lid, onder a. of b., van de Penitentiaire beginselenwet. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 10 oktober 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. M.P. Frankenhuis en drs. K.M.P.A.M. Habryka, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.
secretaris voorzitter