Nummer 22/26465/GA
Betreft [klager]
Datum 14 september 2022
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught (hierna: de directeur) heeft in december 2021 beslist dat klager pas in januari 2022 eventueel in aanmerking komt voor (werk)verlof in het kader van de aan hem opgelegde maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.
Klager heeft daartegen twee keer beklag ingesteld. De beklagrechter bij de PI Vught heeft op 14 maart 2022 de klachten ongegrond verklaard (VU 2021/001733, VU 2021/001760). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
Klagers raadsvrouw, mr. F.H.J. de Graaf, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft het postadres van zijn zus aan een (ex-)medegedetineerde gegeven, om te voorkomen dat hij de (ex-)medegedetineerde uit het oog zou verliezen. Klagers detentie eindigt over enkele maanden en hij heeft geen zicht op een vaste woon- en/of verblijfplaats. Wanneer de (ex-)medegedetineerde op dat moment ook nog geen vaste woon- en/of verblijfplaats heeft gevonden, zullen ze elkaar uit het oog verliezen. Klager gebruikt het adres van zijn zus regelmatig (met toestemming) als postadres.
Klager vond het niet nodig om het verstrekken van het adres van zijn zus op voorhand te overleggen met zijn casemanager en zijn psycholoog, omdat hij het adres van zijn zus al een langere tijd als postadres gebruikt. Het was, mede gelet op klagers verstandelijke beperking, voor hem onmogelijk om in te zien dat dit zou worden gezien als onbezonnen handelen dat anderen zou kunnen schaden. Het had op de weg van de casemanager en de psycholoog gelegen om navraag te doen naar wat zij hadden geconstateerd.
Verzocht wordt onder meer om klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van de directeur
Er was geen sprake van een gepland werkverlof. Binnen de inrichting was de directeur nog aan het onderzoeken wat er mogelijk was qua verlof voor klager. Tijdens dit onderzoeken bleek dat klager niet betrouwbaar was in zijn afspraken. In zijn hele traject heeft klager laten zien dat hij zijn afspraken niet nakomt. Dat maakte dat er op dat moment onvoldoende vertrouwen was voor verlof, in welke vorm dan ook.
3. De beoordeling
Beide klachten zien op het uitstellen van eventueel (werk)verlof. Klager heeft een klacht ingediend op 21 december 2021 en zijn raadsvrouw op 22 december 2021. Er kan niet twee keer over hetzelfde worden geklaagd, maar de beroepscommissie gaat hieraan voorbij en zal de beide klaagschriften verder inhoudelijk als één beklag beoordelen.
Klager stelt dat het geven van het adres van zijn zus aan een onbekende gedetineerde niet te vergelijken is met het incident dat in het verleden heeft plaatsgevonden. Klager had geen kwade intenties en daarbij bestond er ook geen aanmerkelijke kans op negatieve consequenties voor zijn zus.
De directeur heeft in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt het volgende medegedeeld. Klager verblijft op een PPC-afdeling voor gedetineerden met een licht verstandelijke beperking. Hij heeft zonder het te vragen het adres van zijn zus aan een voor zijn zus onbekende gedetineerde verstrekt. In het verleden heeft klager slachtoffers van seksueel geweld in gevaar gebracht, door deze in contact te brengen met ex-gedetineerden. Omdat klager de consequenties van zijn daden niet overziet en dat wel moet leren, is het plannen van een eventueel (werk)verlof uitgesteld.
De beroepscommissie is met de beklagrechter van oordeel dat het onder deze omstandigheden – en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – niet onredelijk of onbillijk is dat de directeur in december 2021 heeft beslist dat klager toen nog niet voor verlof (in welke vorm dan ook) in aanmerking kwam. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagrechter bevestigen.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Deze uitspraak is op 14 september 2022 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, F. van Dekken en mr. S. Djebali, leden, bijgestaan door mr. M. Olde Keizer, secretaris.
secretaris voorzitter