Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/2940/TA, 07/3186/TA en 07/3195/TA, 13 mei 2008, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 07/2940/TA, 07/3186/TA en 07/3195/TA

betreft: [klager] datum: 13 mei 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting, locatie Vught, verder te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2007 van de beklagcommissie bij de inrichting (07/2490/TA),

en van twee bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager, gericht tegen twee uitspraken van 26 oktober 2007 van de beklagcommissie bij de inrichting (07/3186/TA en 07/3195/TA)

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Het vervoer van klager vanuit Vught naar de zitting op 25 maart 2008 te Amsterdam heeft door filevorming grote vertraging ondervonden, waardoor de behandeling van de zaak op een later tijdstip is aangevangen dan geappointeerd. De raadsman van klager,
mr. E.C. Kerkhoven, was kennelijk niet in staat daarop te wachten en bleek bij aanvang van de behandeling te zijn vertrokken

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2008, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch medewerker en[...], zorgmanager.

Van het horen is verslag opgemaakt dat, met als bijlage de pleitaantekeningen van
mr. Molmans, aan klager, zijn raadsman en de inrichting is toegezonden. De raadsman is in de gelegenheid gesteld om daarop vóór 16 april 2008 schriftelijk te reageren. Op het secretariaat van de Raad is geen nadere reactie van de raadsman ontvangen.

Namens de inrichting is in een schrijven van 3 april 2008 aangevoerd dat op 19 juni 2007 een bedrag van € 796,16 vanuit Oldenkotte aan klager is overgemaakt en is een eerder toegezonden financieel overzicht bijgevoegd. Aan klager en de raadsman is een
afschrift van dit schrijven, met bijlage, toegezonden.

De beroepscommissie is van oordeel dat op grond van de stukken kan worden beslist.

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie, voor zover in beroep van belang
a. het niet goed uitvoeren van een urinecontrole bij binnenkomst in de inrichting;
b. het niet verstrekken van kledinggeld en het niet geven van een vergoeding voor verrichte huishoudelijke taken;
c. het niet verlenen van verlof;
d. de weigering om met familieleden te telefoneren;
e. gefaseerd uitsluitingsprogramma/kamerinsluiting.
f. het niet verstrekken van een maaltijd;
g. het openen van post;
h. visitatie;
i. het niet toelaten van bezoek op de bewonerskamer;
j. het niet ontvangen van geld vanuit Oldenkotte en
k. het niet goed uitvoeren van een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder e. formeel gegrond verklaard en terzake een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, het beklag vermeld onder g. gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, het beklag vermeld onder a.,
b.,
d., h., i. en k. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag vermeld onder c., f. en j. op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten
Door klager is in beroep gepersisteerd bij het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager nog het volgende aan het beroep toegevoegd. Hij heeft beroep ingesteld voor wat betreft zijn klacht over
het openen van post, hoewel het beklag in zoverre gegrond is verklaard, omdat zijn post daarna weer open is gemaakt. Hij heeft terzake ook opnieuw beklag ingediend. Als klager iets gebruikt heeft dan verbergt hij dat niet.
Hij verblijft nu in de buurt van zijn huis en vertoont goed gedrag. Hij heeft geen motief om rare dingen te doen. Hij wil zijn moeder geen pijn doen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel e.:
Het individueel opgesteld uitsluitprogramma is ten onrechte aangemerkt als kamerafzondering als bedoeld in artikel 34 Bvt. Klager kon tenminste vier uur per dag doorbrengen met medeverpleegden. In de huisregels is opgenomen dat de bewegingsruimte, die
een verpleegde wordt toegekend, in beginsel individueel wordt bepaald. Dit is ook in klagers geval gebeurd. Terzake is hem een uitsluitprogramma uitgereikt. De motivering van de beklagcommissie, dat in klagers geval is afgeweken van de in de
afdelingsregels opgenomen uitsluittijden, wordt niet begrepen. De afdelingsregels gelden pas als er geen individuele afspraken vastliggen. Verwezen wordt naar de uitspraken van de beroepscommissie 04/2247/TA en 07/1900/TA.

Klagers beroepen zijn niet tijdig ingediend. De uitspraken zijn van 26 oktober 2007 en zijn beroepschriften zijn op 14 november 2007 ingekomen. Op de beroepschriften heeft klager de datum 31 september 2007 vermeld. Dit is niet mogelijk, omdat deze
datum
een maand vóór de uitspraakdatum ligt.

Subsidiair is nog aangevoerd:
Met betrekking tot onderdeel a.:
De urinecontrole heeft op 2 mei 2007, de dag na klagers binnenkomst, plaatsgevonden. Dit is standaard voor iedere nieuwe patiënt op grond van artikel 15 van de inrichtingsregels. Toen de controle om 08.00 uur aan klager is meegedeeld, gaf hij te kennen
op dat moment niet te kunnen urineren omdat hij dat al had gedaan. Conform het protocol urineonderzoek, bijlage II van de huisregels, artikel 6.5 is klager meegedeeld dat hij ingesloten zou worden in een separeerruimte, ter voorkoming van fraude, om op
een later moment een urinecontrole te kunnen ondergaan. Klager was het hiermee niet eens, maar heeft na een discussie alsnog voldaan aan de urinecontrole zonder ingesloten te zijn geweest.
Met betrekking tot onderdeel b.:
Indien patiënten over onvoldoende basiskleding beschikken en geen geld hebben om die zelf aan te schaffen wordt conform bijlage V bij de huisregels de kleding door de inrichting aangevuld. Klager beschikte echter over voldoende financiële middelen om
zelf kleding aan te schaffen.
Met betrekking tot onderdeel c.:
Er bestaat geen recht op verlof. Het hoofd van de inrichting kan met machtiging van de Minister verlof verlenen. Dit is een discretionaire bevoegdheid, waar klager geen rechten aan kan ontlenen.
Met betrekking tot onderdeel d.:
Contactpersonen dienen tevoren gescreend te worden. Klager vond deze werkwijze niet voortvarend genoeg. Omstreeks 12 mei 2007 waren alle contactpersonen gescreend. In de periode van 1 tot 12 mei 2007 heeft klager zestien maal getelefoneerd.
Met betrekking tot onderdeel g:
Doordat er meerdere tbs-gestelden met dezelfde achternaam in de inrichting verblijven, is het wel eens fout gegaan met het openen van post. Klager is terzake een tegemoetkoming van € 10,= toegekend.
Met betrekking tot onderdeel h.:
Conform artikel 23 Bvt en 5.2.1 van de huisregels kan een onderzoek aan het lichaam of kleding plaatsvinden na afloop van het bezoek. Klager heeft op 28 juni 2007 na afloop van het bezoek zich moeten ontkleden en twee kniebuigingen moeten maken. Hij
heeft niet hoeven bukken en zijn billen van elkaar hoeven houden.
Met betrekking tot onderdeel i.:
Klager wenst zelf geen onbegeleid bezoek, omdat hij daarna gevisiteerd wordt. Bezoek wil niet bij klager op de afdeling komen. De eerste weken van zijn verblijf op de afdeling heeft het bezoek begeleid plaatsgevonden. Na contact met klagers netwerk is
aan klager op 12 juli 2007 toestemming gegeven zijn bezoek onbegeleid op kamer te ontvangen.

3. De beoordeling
De uitspraken zijn door de beklagcommissie verzonden op 26 oktober 2007 en niet is gebleken op welke datum klager de uitspraken heeft ontvangen. Klagers beroepschriften zijn gedateerd 31 september 2007 - wellicht heeft klager daarmee bedoeld 31 oktober
2007- en zijn op het secretariaat van de Raad ontvangen op 14 november 2007. Nu het poststempel echter niet leesbaar is, staat niet vast op welke datum klager de beroepschriften heeft verzonden. Derhalve zal de beroepscommissie klager het voordeel van
de twijfel geven en hem ontvangen in het beroep.

Met betrekking tot onderdeel a., b., c., d., g. (voor zover gericht tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming), h., i., j. en k. komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag
heeft
beslist. Het beroep van klager zal op deze punten ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd. Met betrekking tot onderdeel g. overweegt de beroepscommissie voorts dat de klacht over het openen van post ná de
bestreden uitspraak kennelijk bij de beklagcommissievoorzitter ligt.

Met betrekking tot onderdeel e. wordt overwogen dat de beklagcommissie het beklag formeel gegrond heeft verklaard omdat, naar haar oordeel sprake was van afzondering en klager in strijd met het bepaalde in de artikelen 53 en 54 Bvt tevoren niet is
gehoord en hem geen mededeling is uitgereikt. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan niet worden geoordeeld dat bij het opleggen van een kamerprogramma met vier uur uitsluittijd sprake is van afzondering in de zin van de wet. Uit artikel 31,
tweede lid, Bvt volgt immers dat bij afzondering sprake is van insluiting, waarbij een verpleegde juist geen recht heeft op vier uur verblijf onder medeverpleegden. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond
verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt vernietigen. Uit de door de inrichting verstrekte informatie volgt dat klager een gefaseerd uitsluitingsprogramma is geboden, omdat hij bij binnenkomst in de inrichting geprikkeld was en het
van belang werd geacht dat een geleidelijke kennismaking over en weer kon plaatsvinden. Dit brengt mee dat de beroepscommissie het beklag alsnog ongegrond zal verklaren. Derhalve komt zij voor zover klagers beroep betrekking heeft op de hoogte van de
tegemoetkoming aan beoordeling op dit punt niet toe.

Met betrekking tot onderdeel f. wordt overwogen dat het (vermeend) niet naleven van een zorgplicht volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie beklagwaardig is. De beroepscommissie zal derhalve de uitspraak van de beklagcommissie op dit punt
vernietigen en klager alsnog ontvangen in het beklag.
Inhoudelijk wordt overwogen dat uit de reactie van het hoofd van de inrichting volgt dat nadat bemerkt was dat aan klager geen maaltijd was verstrekt, hij op een later tijdstip is uitgesloten en dat alsnog is aangeboden om de maaltijd voor hem op te
warmen. Klager heeft dit echter geweigerd. Dit brengt mee dat de beroepscommissie het beklag alsnog ongegrond zal verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager met betrekking tot onderdeel a., b., c., d., g., h., i., j. en k. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van inrichting met betrekking tot onderdeel e. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Met betrekking tot onderdeel f. vernietigt de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart zij klager alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart het beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R. Weenink en mr. drs. R.H. Zuijderhoudt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 13 mei 2008

secretaris voorzitter

Naar boven