nummer: 08/1101/GV
betreft: [klager] datum: 9 mei 2008
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.C.J. Baaijens, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 7 mei 2008 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.M.C.J. Baaijens om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Verzocht wordt om heden het beroepschrift te behandelen en gegrond te verklaren en alsnog te bepalen dat klager onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld opdat klager de begrafenis van zijn moeder in
Jamaica op 11 mei 2008 kan bijwonen en zaken kan regelen die verband houden met het overlijden van zijn moeder.
Klager had een zeer bijzondere band met zijn sinds lange tijd zieke moeder. Door de selectiefunctionaris wordt enkel verwezen naar klagers verzoek van 2 mei 2008. Het gedocumenteerde verzoek van 22 april 2008 wordt op onjuiste en volstrekt
ontoereikende
gronden gepasseerd. Niet blijkt dat de selectiefunctionaris onderzoek heeft gedaan bij het openbaar ministerie inzake de ‘toepasselijke’ v.i. Als de Franse v.i. wel van toepassing zou zijn dan zou het alleszins redelijk en billijk zijn om hem de
mogelijkheid te geven om zijn moeders begrafenis in Jamaica bij te wonen. De indruk bestaat dat het ministerie van justitie, de directeur en het b.s.d. van de inrichting en het openbaar ministerie simpel denken dat indien klager naar Jamaica gaat hij
niet meer terug zal keren en dat het verzoek om die reden dient te worden afgewezen. Klagers gemotiveerde standpunt is niet gemotiveerd weerlegd en er is een onjuiste maatstaf aangelegd. Enkel al daarom kan deze beslissing niet in stand blijven.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 8 april 2008 en 22 april 2008 begeleid incidenteel verlof verleend, respectievelijk een omgekeerd bezoek aan zijn zieke moeder en vervolgens een rouwbezoek om afscheid te nemen van zijn overleden moeder. Het openbaar ministerie had geen
bezwaar tegen een incidenteel verlof mits dit onder bewaking plaats zou vinden. Gezien de voorwaarde van het openbaar ministerie en het feit dat klager nog bijna twee en een half jaar gevangenisstraf moet uitzitten, is bewaking noodzakelijk. Op grond
van artikel 25 - de beroepscommissie leest hiervoor in de plaats artikel 24 -, derde lid, Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) is het bijwonen van een uitvaart uitgesloten indien bewaking is aangewezen. Besloten is om
klager overeenkomstig het tweede lid van dit artikel een rouwbezoek te verlenen om afscheid te kunnen nemen van zijn overleden moeder. Een strafonderbreking is niet mogelijk omdat bewaking noodzakelijk is. Daarbij komt dat klager overeenkomstig artikel
34 van de Regeling gebruik heeft gemaakt van andere vormen van verlof.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Lelystad heeft aangegeven dat de inrichting veel inzet heeft getoond in verband met de bezoeken van klager aan zijn moeder en heeft geen advies gegeven terzake van het verzoek om strafonderbreking.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Amsterdam heeft aangegeven ‘met bewaking geen bezwaar’.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van elf jaar met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt volgens informatie van de inrichting op of omstreeks
20 augustus 2010.
Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Ingevolge artikel 36 juncto artikel 24, eerste lid, van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een ouder van de gedetineerde. Het tweede lid van dat artikel bepaalt dat het bezoek kan bestaan
uit het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium. Uit het derde lid van dat artikel volgt dat het bijwonen van de uitvaart is uitgesloten indien bewaking is aangewezen.
Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de Minister in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. In de toelichting op dit artikel staat dat te denken valt
aan
gevallen waarin de levenspartner, een ouder of een kind van de gedetineerde overleden is.
De beroepscommissie stelt op grond van de voorhanden zijnde stukken vast, dat klagers moeder overleden is en in Jamaica zal worden begraven. De directeur van de locatie Lelystad heeft klager tijdens de ziekte van zijn moeder op 8 april 2008
incidenteel
verlof verleend om haar nog een bezoek te kunnen brengen en op 22 april 2008 incidenteel verlof verleend om na haar overlijden afscheid in Nederland van haar te kunnen nemen. Beide verloven hebben overeenkomstig de door het openbaar ministerie gestelde
voorwaarde onder bewaking plaatsgevonden. Gelet op het bepaalde in artikel 24, derde lid, van de Regeling is het bijwonen van een uitvaart uitgesloten indien bewaking is aangewezen. Tegen deze achtergrond komt de beroepscommissie tot het oordeel dat,
hoezeer zij ook klagers wens begrijpt de begrafenis van zijn moeder in Jamaica bij te wonen, in dit geval geen sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Regeling. Klager is immers in de gelegenheid gesteld
afscheid te nemen van zijn overleden moeder. De beslissing van de Minister kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 mei 2008.
secretaris voorzitter